De levensbeschouwelijke vakken in corona-tijden: hoe zit het met de ondersteuning voor het afstandsonderwijs?

In deze bijdrage ga ik graag in op de suggestie van het inspectieteam van de collega’s islamitische godsdienst, die in hun padlet schrijven dat de padlet “interessant [is] om te kijken over het muurtje en meer te leren over de andere LBV.”

Hoe worden de leraren van de levensbeschouwelijke vakken ondersteund door hun begeleiders, nu zij vaak (gedeeltelijk) moeten overschakelen op afstandsleren. In een eerdere blog heb ik al de moeilijke situatie van de LBV aangekaart: omdat onze vakken vaak klasdoorbrekend zijn, zijn wij de eersten om uit de lessenrooster gewipt te worden en verwezen naar cyberspace. Maar dan moet dat ook kunnen. En een beetje ondersteuning is dan meer dan welkom

Hoe kwijten de erkende instanties zich van die opdracht? Dat kijken we hier na. Uiteraard met een goede meetlat. Daarvoor is gekozen voor een vereenvoudigde rubrick, met een paar criteria die voor de hand lagen:

Is de inhoud van de padlet goed? Is wat er aangeboden wordt, inhoudelijk relevant en is er voldoende levensbeschouwelijk gehalte?

Is het aanbod bruikbaar voor afstandsonderwijs? Een boek of een tijdschrift kan je niet meteen online aanbieden aan je leerlingen, dus moet het gaan om online materiaal, dat dan liefst ook nog didactisch is uitgewerkt.

En ten slotte kijken we ook naar de presentatie. Ziet het er ook een beetje aantrekkelijk uit? Misschien krijgt dit criterium wel te veel gewicht in onze beoordeling. Dat valt te bespreken.

Hier is onze rubrick en de bijhorende punten:

Anglicaans godsdienstonderwijs
De begeleiders van het Anglicaanse godsdienstonderwijs hebben een duidelijke keuze gemaakt: als je hun materiaal opvraagt, krijg je een BBC-pagina te zien van hun Religion and ethics commissioners. De pagina geeft een overzicht van programma’s van de BBC over de verschillende godsdiensten, zoals We Are British Jews, en Muslims Like Us. Het gaat op deze BBC pagina dus niet alleen om programma’s van of over de Church of England. Het gaat dus hier om een snelle en ietwat gemakkelijke oplossing, maar anderzijds is het ook wel een pagina die doorverwijst naar interessante TV- en radioprogramma’s van de BBC. Een didactische uitwerking vinden we niet terug
inhoud, relevantie bruikbaarheid presentatie

Islamitisch godsdienstonderwijs
De padlet van islamitische godsdienst is mooi uitgevuld: alles wat een beetje voorhanden was, van leerplan tot info over de erkende instantie, de ILC, de Khan en andere instituten,.. je vindt het hier allemaal. Mààr… er is een pareltje verborgen tussen de andere paneeltjes: de “Corona Life Guide” van Ben Van Acker en Mattias D’ Huyvetter, leraars protestants- evangelische godsdienst en orthodoxe godsdienst, respectievelijk. De gids is erg leuk samengesteld en heel erg bruikbaar. Alleen – opnieuw – bevreemdend: wat doet dit hier bij de islam? Hoe dan ook, met dit documentje in het aanbod zit het goed als het op de sterren aankomt:
Inhoud, relevantie bruikbaarheid presentatie ★★

Israëlitisch godsdienstonderwijs
Ook hier een mooi gevuld pallet aan padlets met een breed aanbod. Het zou te ver voeren om de verschillende links na te gaan, maar een uitschieter is toch wel de padlet met “Opdrachtvormen LBV – selectie van “Het Didactische Werkvormen Boek”. Hier worden werkvormen voorgesteld die concreet mogelijk zijn voor afstandsleren. Volgens mij is daarmee in hoge mate tegemoet gekomen aan de opdracht die voorlag.
Inhoud, relevantie bruikbaarheid presentatie

Niet-confessionele zedenleer
NCZ leraren krijgen ook een vrij ruime sortering van materiaal aangeboden, maar ook zelden met concrete werkvormen. Een interessante site van Prof. Dr. Johan Braeckman bij diens boek “De ongelovige Thomas heeft een punt” bevat helaas een heleboel links die vandaag niet meer werken. Dat wordt voor een stuk wel goedgemaakt in de andere inspiratievelden, waar je toch aan de slag kan met concrete werkvormen, zoals Visible Thinking, een methode voor kunstbeschouwing. Al bij al dus een redelijk aanbod, hoewel ook nu de didactische uitwerking wordt overgelaten aan de gebruiker
Inhoud, relevantie bruikbaarheid presentatie ★★

Orthodox godsdienstonderwijs
Bij een eerste blik op de padlet komen de orthodoxen er bekaaid van af: het is de ‘magerste’ van alle padlets. Maar dan zie je dat de meester zich in de beperking heeft getoond, want er zit een volwaardig online leerpakket tussen. Dit is dus waar je als leraar een vreugdesprongetje voor maakt. Het gaat in de praktijk om een verkenning van de iconen, die zo’n centrale plaats innemen in de orthodoxe devotie. De bundel laat zich zelfstandig doornemen door de leerlingen en eindigt met een aantal vragen en opdrachten, die perfect evalueerbaar zijn.
Weinig – maar wel super bruikbaar.
Inhoud, relevantie ★★ bruikbaarheid ★★ presentatie ★★

Protestants-evangelisch godsdienstonderwijs
(in opbouw)
Er was op 22/11/2020 nog een aanbod voor het Protestants-evangelisch godsdienstonderwijs.
Inhoud, relevantie |||| bruikbaarheid |||| presentatie ||||

Rooms-katholiek godsdienstonderwijs
En als laatste aanbieder kijken we nog rond bij Thomas voor het aanbod voor de Rooms-katholieke godsdienstleraren. Hier ben ik zelf een lid van de club, dus een zekere vooringenomenheid mag ik niet laten domineren. Opnieuw een goed gevulde padlet, maar… wacht even: dat ken ik al allemaal! Thomas heeft de padlet gevuld met bestaand materiaal, maar zonder er verder ook maar iets mee te doen om het aanbod aan te passen voor online lessen.
Inhoud, relevantie bruikbaarheid presentatie ★★


Moet er een winnaar zijn? Dan hebben we een gedeelde eerste plaats, zoals iedereen kan zien. Maar de echte winnaar is misschien de hele groep, die door corona voor het eerst een initiatief heeft genomen waar er duidelijk van online samenwerking sprake is.

En in die zin moet het vermeld, dat we bij het grasduinen wel opvallend vaak herinnerd werden aan de ILC’s. En dat de verschillende levensbeschouwingen best wel oog blijken te hebben voor wat er “over de muren” gebeurt.

En dat is hoopvol.

Een taal leren, maar dan makkelijk

De droom van L.L. Zamenhof – DEEL I

Een lockdown, dat betekent ook meer tijd. Meer tijd om te doen wat je altijd al had willen doen, zoals Proust lezen of een taal leren. Dat laatste is bijna gelukt en de taal die mij al heel lang aantrekkelijk leek om te gaan leren is het Esperanto.

Waarom Esperanto en niet bijvoorbeeld Spaans of Italiaans, talen die bij ons noorderlingen goed in de markt liggen? Omdat Esperanto gemakkelijk te leren zou zijn. De hele grammatica bestaat uit maar 16 regels en er zijn geen uitzonderingen, die gemene addertjes die elke keer de kop opstaken als ik in de klas een zin moest produceren in de Franse les. In de lessen Duits werd het nog erger, waar je de grammatica bij elk examen weer helemaal opnieuw moest instuderen, omdat het met de weinige lesuurtjes die je had voor dat vak, het er nooit ingeoefend kreeg.

Met Esperanto heb je dat allemaal niet. De taal is bedacht door één man, hoewel er nadien wel over een paar zaken is overlegd door andere mensen. Maar in essentie is het allemaal lekker duidelijk. Geen “Der, Die, Das” of “Le” en “La” en “Les”, maar gewoon… “la”. Voor alles. Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig, enkelvoud of meervoud… allemaal “la”. Klaar.

Em zo is het met alles. Als je het systeem eenmaal door hebt, moet je alleen nog woordjes leren en ook dat is lekker gemakkelijk, want veruit de meeste woorden ken je al. Esperanto neemt de woorden gewoon over uit andere talen, vooral romaanse, maar ook uit het Duits en het Engels. Alleen krijgt ieder zelfstandig naamwoord een “o” aan het eind, dus een mango blijft een “mango”, maar een “pomme” (appel) wordt een pomo en een aardappel is dan een terpomo. Want dat had Zamenhof goed gezien bij andere talen: woorden combineren en voor- en achtervoegsels gebruiken, dat is handig.

Pregi is bijvoorbeeld bidden en een kerk is pregejo. “ej-” is de plek waar het gebeurt. Dus als lerni leren betekent, dan kan je raden hoe je “school” zegt in het Esperanto: lernejo.

Daarmee is nog niet duidelijk, waarom Esperanto een plek verdient in deze blog over godsdienstonderwijs, maar in een volgend deeltje wordt dat duidelijk. Dr. Esperanto, het pseudoniem dat de bescheiden Zamenhof voor zichzelf bedacht, wilde veel meer dan een taal creëren waarmee mensen in heel de wereld gemakkelijk met elkaar konden gaan communiceren, hij wilde nog veel meer.

Opmerkelijke feedback

Er loopt al een tijdje een online bevraging, Teacher Tapp, met een paar vraagjes die je in minder dan een minuut kan beantwoorden. Dus wat mij betreft veel beter dan de lange vragenlijsten van veel wetenschappelijke onderzoeken.

Deze antwoorden had men blijkbaar niet verwacht. Dat zie je als ze “opmerkelijk” of “opvallend” genoemd worden. Heel weinig onderwijzenden vinden dus dat hun stem meetelt in het onderwijsbeleid. En dat stemt helemaal overeen met de geluiden in een echte leraarskamer. De toon die je daar hoort gebruiken als het over het bestuur of het beleid gaat, is precies wat hier blijkt uit het antwoord op het vraagje. Nader onderzoek zou allicht uitwijzen, dat er ook een aantal directeuren en middenkaders aan Teacher Tapp meedoen. Anders was het resultaat waarschijnlijk nog extremer geweest.

Het onderwijs is inderdaad een sector waar de democratisering nog het minst is doorgedrongen. Vaak is de directie vervuld van een hooggestemd “verlicht despotisme” dat alleen maar lof wil horen en kregelig bij een afwijkende mening.
Bovendien is het onderwijs in Vlaanderen ook nog helemaal hiërarchisch georganiseerd. En dat is de afgelopen decennia alleen maar erger geworden. Ooit had je gewoon de directie – en dat was het onaantastbaar gezag, vaak in de persoon van een eerbiedwaardige geestelijke. Dan werd het nog erger, zowel naar boven als naar beneden: de scholengroepen kwamen er, met over-directeuren die hun stempel zijn gaan drukken vanuit de eigen grote inzichten. Vaak zijn het mensen die Je na verloop van tijd liever niet meer voor de klas had staan en die dan met het Peter-principe maar netjes weggepromoveerd zijn. Maar in plaats van zich in stilte bezig te houden, komen deze mensen vaak wel terug – en hoe! Zij handelen vanuit hun helikopterzicht als absolute despootjes, vaak ook nog eens geholpen door het dunning-krugereffect.

Ook naar beneden toe kreeg de directeur ondersteuning van een stevig middenkader van coördinatoren en wat dies meer zij. Ook hier weer een bedrijvigheid met een inflatie aan directieven naar beneden toe. En aan de basis heeft iedereen het druk met de eigen klassen en de eigen vakken en doet iedereen haar best, want voor je het weet is die coördinator straks de directeur en de directeur… je snapt het al.
Moeten vast benoemde leraren sneller ontslagen kunnen worden? Natuurlijk. De rotte appels moeten er uit. Maar tegelijk moet de hele hiërarchie met veel te veel bazen, herdacht worden. Verkies een directeur voor een bepaalde termijn, en hervorm de scholengemeenschappen tot netwerken met veel minder overhead kosten. Want wat we leren op nationaal vlak – dat de bevoegdheden versnipperd zijn en de structuren niet werken – zien we ook in de scholen, waar de woekerende structuren intussen een rem zijn op de ontwikkeling van de school. Performante, niet te kleine, maar ook niet te grote scholen met een eenheid van commando waar de mensen achter staan: dat hebben we nodig.

Als je geboren was in 1900

Een doordenker voor ons in deze moeilijke tijden.

Imagine you were born in 1900

Een montage die toevallig voorbijkwam, met een leuke Indiase commentaarstem. Mijn eigen grootvader is geboren in 1901, dus heel dicht bij. Dat wil ook zeggen dat de fictieve persoon van dit filmpje de overgrootvader zou kunnen zijn van mijn leerlingen.

Op KlasCement vond iemand het jammer dat er geen ondertitels zijn. Ik heb de tekst in het Nederlands vertaald. Het is goed te doen om het opnieuw in te spreken.

Hier is mijn vertaling:

Stel je voor dat je in 1900 werd geboren. Als je 14 bent, begint de Eerste Wereldoorlog. Die eindigt als je 18 bent met 22 miljoen doden.  Kort daarna komt een wereldwijde pandemie, de Spaanse griep, waarbij 50 miljoen mensen om het leven komen. En je leeft en bent 20 jaar.  Als je 29 bent, overleef je de wereldwijde economische crisis die begon met de ineenstorting van de beurs van New York, wat inflatie, werkloosheid en hongersnood veroorzaakte.  Als je 33 jaar bent, komen de nazi’s aan de macht.  Als je 39 bent, begint de Tweede Wereldoorlog, die eindigt als je 44 jaar oud bent met 60 miljoen doden.  In de Holocaust stierven 6 miljoen joden.  Als je 50 bent, begint de Koreaanse oorlog.  Als je 64 bent, begint de oorlog in Vietnam die eindigt als je 75 bent.

Een kind dat geboren is in 1985 denkt dat zijn grootouders geen idee hebben hoe moeilijk het leven is, maar zij hebben verschillende oorlogen overleefd.  Tegenwoordig hebben we alle comfort in onze nieuwe wereld temidden van een nieuwe pandemie.  Maar we klagen omdat we maskers moeten dragen.  We klagen omdat we in onze huizen moeten blijven waar we eten, elektriciteit, stromend water, wifi en zelfs Netflix hebben.  Niets van dat alles bestond vroeger, maar de mensheid overleefde de omstandigheden en verloor nooit haar levensvreugde.

Een kleine verandering in ons perspectief kan wonderen doen.  We zouden dankbaar moeten zijn dat we leven.  We moeten alles doen wat we moeten doen om elkaar te beschermen en te helpen.

Dit bericht zou iedereen moeten bereiken.  Help het alstublieft te verspreiden.


Hier is een Quizlet waarmee de leerlingen deze les kunnen inoefenen. Om het een klein beetje uitdagender te maken heb ik nog een paar andere ellendige dingen uit de 20e eeuw toegevoegd, zoals de ramp met de Titanic en het kernongeluk in Tsjernobyl. Daarbij heb ik ook goed gekozen beeldmateriaal aangesleept om het geheel visueel aantrekkelijker te maken.

En ten slotte een kant-en-klare handout. De foto op pagina 2 is van Pixabay en de afbeeldingen op pagina 3 zijn allemaal in het Public Domain.

Hoe ga je te werk? De handout is ingevuld. Je moet de rode tekst in het kader verwijderen of in wit zetten, zodat de leerlingen de oplossingen niet zien. Hetzelfde voor de MC-vragen.
Dit materiaal deel ik onder de Creative Commons voorwaarden.

Vertrouwen is goed, inspectie is beter

Als de minister van onderwijs de inspectie voor de levensbeschouwelijke vakken wil versterken, bedoelt hij dan de inspecteurs van de erkende instanties, of gaat het om een neutrale inspectie door het ministerie zelf? Dat was een van de vragen die overeind bleven na het lezen van het artikel van Catherine Vuylsteke in de Knack van 28.10.2020.

De druk om meer controle te krijgen op de levensbeschouwelijke vakken wordt steeds groter. Zes lestijden interlevensbeschouwelijke dialoog, met de leerlingen van de verschillende levensbeschouwingen samen, is al niet meer genoeg. De inhoud van de rest van de lestijden moet ook OK zijn. En dat is geen loze verzuchting, als je kijkt naar het enorme aantal leraren die geen vereist diploma kunnen voorleggen. En als je kijkt wat voor leerstof bepaalde kinderen op de schoolbank hebben liggen.

Maar er is ook druk vanuit de klas in de omgekeerde richting: ook goed opgeleide leraren geven aan dat zij hun leerlingen niet al te zeer tegen de haren in willen strijken. Lazhar Hilmi, docent van toekomstige leraren islam, vindt het bijvoorbeeld te ver gaan om de leerlingen er op te wijzen dat de koran niet eist dat vrouwen gesluierd moeten zijn. Waarom dat te ver gaat? Eenvoudig, omdat veel van die leerlingen en hun ouders geloven dat het wel zo in de koran staat.

Ook de hoog opgeleide leraar RKG, Jeff Spiessens, geeft aan dat de leraar godsdienst de conservatieve katholieke leerlingen in de klas – die bijvoorbeeld uit Polen komen – ook niet voor het hoofd wil stoten en dan ook maar kiest voor meer behoudsgezinde leerstof.

Zelf had ik altijd het gevoel dat lesinhoud altijd ‘fact-based’ moet zijn – dat je niet om het even wat kan verkondigen als waarheid. Als ik in contact kom met collega’s die humorloos en doodernstig overtuigd zijn van wat zij menen te weten, dan ga ik toch ook anders denken over die (inter)levensbeschouwelijke dialoog.

Het lijkt er op, dat we met de levensbeschouweljke vakken voorlopig nog wel een tijdje blijven schipperen: we willen de predikanten aan boord houden, want dan is er tenminste enige controle. Maar anderzijds zijn we ook niet klaar voor de gruwel van een “staatspedagogie”.

Met het opvoeren van de inspectie en het doen onderschrijven van liberale principes, is het nochtans in die richting dat we met Ben Weyts een grote stap gaan zetten.

Sint Carlos, bid voor ons

Het graf van oma wordt geruimd. Met een kleine schokgolf verspreidt het nieuws zich Whats-App gewijs door de familie. Eeuwigdurende concessies kunnen niet in België. Dat wist ik. Maar nu weet ik het echt. Een nieuwe concessie kopen kan wel, maar de factuur daarvoor is ronduit pittig. De Waalse tak van de familie laat intussen weten dat zij uiteraard hun deel van de kosten zullen dragen, “du grand coeur”.

Het doet je wel even nadenken. Stel je voor dat mijn eigen kleinkinderen over pakweg 50 jaar ook voor de keuze zullen staan: ruimen we opa op laten we hem – of wat er van hem nog overblijft – nog een keer een rondje maken in een ander graf? Al te lang wil je zulke gedachten niet blijven koesteren – het wordt al gauw grotesk.

Het overkomt ons natuurlijk allemaal. Hoewel er – heel af en toe – ook eens iemand sterft, voor wie geen concessie moet gekocht worden. Zo iemand is Carlos Acutis. Carlos was een Italiaanse scholier die in 2006 gestorven is aan leukemie. Hij was 15. Morgen wordt hij zalig verklaard in Assisi. Hij maakt daarna veel kans om de patroonheilige te worden van het internet, lees ik in de krant. Als hij promoveert tot heilig. Wat ik stellig geloof, want hij tikt alle goede boxen aan: eucharistie, sterk mirakelgeloof en handig met de PC. What could go wrong?

Had het internet al niet haar eigen patroonheilige? Was dat niet de Heilige Isidorus? Een beetje googelen en ik kan mijzelf gelijk geven. Het wordt dus een duobaan. Anderzijds is het internet intussen wel zo enorm gegroeid, dat Isidorus best wel wat hulp kan gebruiken van een wizz kid, iemand die dus echt weet hoe met het internet om te gaan.

Carlos was gefascineerd door de eucharistie. Hij ging zelf niet alleen heel vaak naar de mis, maar verdiepte zich ook in de vele eucharistische mirakels die door de kerk erkend zijn. Daarvan maakte hij een overzichtelijke website, die je nu nog steeds kan raadplegen. De eucharistische wonderen zijn altijd een variatie op het thema van een tastbaar bewijs voor de reële presentie van Christus in het sacrament van de eucharistie. “Het brood houdt op brood te zijn en de wijn houdt op wijn te zijn, wanneer zij in de consecratie veranderen in het lichaam en het bloed van Christus, elke keer opnieuw”. De priester legt in het filmpje ook nog uit, dat dit een mysterie is.

Carlo ligt nu al een paar jaar opgebaard in een sarcofaag, die zo uit een aflevering van de originele reeks van Star Trek zou kunnen komen. De body pod lijkt, dramatisch uitgelicht, te zweven boven de vloer van de kerk. Er is een levensgroot peep hole voorzien, die voor de gelegenheid open werd gemaakt.

Kijk zelf naar het filmpje:

Zelf vind ik het een beetje creepy. De katholieke fascinatie voor dode lichamen is hier voor mij te ver doorgeschoten. Dat gevoel had ik eerder al bij het bezoeken van de tomben van andere heiligen, maar hier, met de sneakers, het trainingpak, de met siliconen akelig accuraat ‘geconserveerde’ handen, het hoofd en het haar van Carlo: ik heb er echt niets mee. Ik vermoed dat ik daarmee niet alleen ben.

De ruime versoepelingen van Jezus en Paulus op de Mozaïsche wet waren op veel vlakken een reuze stap in de goede richting, zowel voor mannen als voor vrouwen. Geen besnijdenis meer voor de jongens en geen maandelijkse onderdompeling meer in de mikwa. Dat was een opluchting. Maar de Joodse afkeer van dode lichamen, daar hadden de christenen beter aan vastgehouden. Geen lijken in de synagoog, maar wel in de kerk, bij elke uitvaart opnieuw.

De doden vragen niets van ons. Ze sturen geen facturen. Ik kan me niet in hen verplaatsen, maar misschien willen ze gewoon met rust gelaten worden. Maar het is natuurlijk mogelijk, dat anderen de nabehandeling van Carlo helemaal zien zitten. Wat vind je zelf?

Daar heb je de vaardigheden weer!

Het geactualiseerde leerplan was in de etalage van Thomas niet zo’n erg lange tijd gegund. Nu eist er daar een zoveelste vernieuwing onze aandacht op: de rubrics. Waar dat vandaan komt en waar het heen moet: lees het hier.

Het gaat dus weer eens over het grote pijnpunt: evalueren. Na bijsluiters en andere ingewikkelde constructies, met een dobbelsteen en zo, is er nu dus de methode met rubrics, rubrieken dus. Die methode werd vooral toegepast voor het beoordelen van web quests. Met de proliferatie van het internet gingen de theoretici rond de eeuwwiseling steeds luider toeteren dat vanaf nu het onderwijs niet meer hoefde te gaan over kennisoverdracht, maar dat het allemaal draaide rond de nieuwe skills, die de nieuwe generatie nodig had om de informatie, die nu toch maar een paar kliks verwijderd waren, naar boven te halen.

De eerste, achteraf gezien nogal naïeve manier om de scholieren die nieuwe competenties bij te brengen, was de webquest. De opdracht was meestal vrij eenvoudig: het opzoeken en bijeenbrengen van allerhande informatie op het wereldwijde web. Bij mijn eigen kinderen heb ik kunnen zien hoe dat in de praktijk soms gebeurde: de scholier surft naar een (bijna) willekeurige pagina die met het onderwerp te maken had, knipte daar een plaatje en wat tekstregels uit, en die data werden dan vrolijk in een tekstverwerker gepleurd. Dan nog een beetje tweaken aan de lay-out en alles naar de printer peren. Vaak werd niet eens alles gelezen. De cijfers waren altijd verbluffend. Ik heb nog meegemaakt hoe mijn dochter op een schooldag om 7.45 uur een gemist berichtje van een vriendje open deed, waarin om hulp gevraagd werd voor een ICT-opdracht over een of andere componist. De huiscomputer – dat had je nog in die tijd – werd aangeflikkerd en nog voor de klok van 8 uur liep de opdracht uit de printer. Het resultaat? Een tien om te zien.

Dus daar kwamen die rubrics goed van pas: om toch een beetje de schijn op te houden dat er wel nog didactisch zoden aan de dijk werden gebracht, moesten de webquestjes nu voldoen aan een aantal criteria, mooi in een grid van ‘rubrieken’ voor iedereen te raadplegen. Dat ook de leerling de rubrieken kent, is een sterk punt van het systeem: op die manier wordt de evaluatie transparant. Gedaan met de holistische natte vinger en het buikgevoel: voortaan zou de toegekende quotering stevig gestoeld zijn op duidelijke maatstaven. Was het maar waar!

Een van de problemen met de rubrics is de verdeling van de scores. De leraar stelt vast, dat wanneer de gescoorde rubrics bij elkaar worden gevoegd, het resultaat vaak erg afwijkt van wat je aan een taak zou geven, als je geen rubrics zou gebruiken. En dat is heel normaal. Als je een werk globaal (holistisch) beoordeelt (toegegeven: subjectiviteit is hier aanwezig), dan laat je een minder aspect compenseren door een sterkere kant. En omgekeerd. Je denkt dan bij jezelf bijvoorbeeld: “de leerling heeft het goed begrepen en de essentie gevat – maar zij verwoordt het op een krakkemikkige manier. Ik zou een 9 geven voor de inhoud, maar voor de stijl, die wat minder is dan ik verwacht, trek ik een half puntje af”. Zo gaat het ongeveer.

Maar zo werken rubrics niet. Als je er niet heel veel aandacht aan besteedt, en je rubrics dus al 100 keer hebt aangepast sinds het weekend, dan komen er heel onaangename resultaten uit. Cijfers die juist geen weergave zijn van de kwaliteit van een ingediende taak.

Pas op: ik zeg dus niet dat rubrics altijd een slecht resultaat opleveren. Dat doen ze niet. Maar wat ik wil aankaarten is, dat het een onnatuurlijke manier van evalueren is. En vooral: dat je die rubrics niet nodig hebt. Waarom niet?

Omdat de vooronderstelling niet juist is: onderwijs draait niet alleen om competenties. Ook niet in het beroeps- en het technisch onderwijs. In de hoogtechnologische wereld waarin wij leven, is het kunnen (‘hoe het goed te doen’) eigenlijk minder belangrijk dat het inzicht in wat er gebeurt en waarom dat zo is. Nu kan je dat ook een ‘competentie’ noemen en dan zijn we weg voor een semantische discussie. Eigenlijk ontwikkel je die skills vaak ook incidenteel. Wie tot mijn leeftijdsgroep behoort, heeft op school nooit leren werken met een muis en een PC. Die dingen bestonden toen nog niet. Dat je zou denken dat de kinderen die nu met die technologie opgroeien, daar speciaal voor getraind moeten worden, is eigenlijk een affront voor wie het ook zonder formele training prima onder de knie heeft gekregen. Jongeren leren die skills nu ook gewoon nog terloops. Dat is mijn punt.

In het vak godsdienst zijn we heel ver meegegaan in het ontscholingsproject. En ook vandaag nog hoor je mensen beweren dat het in het godsdienstonderwijs niet zozeer gaat over kennisinhouden, maar over het verwerven van attitudes en waardering voor… Tja, echt specifiek wordt het dan natuurlijk nooit.

Is het een afleider? Is er een olifant in de kamer? Is het schuwen van leerinhoud in het godsdienstonderwijs ook nog door iets anders ingegeven? Stof (!) voor verder onderzoek.

Dat het niet eeuwig door kon gaan met de Sister Act-benadering, was al langer duidelijk. Maar oude gewoonten slijten niet snel. En daar plaats ik de poging om met rubrics nog eens de nadruk te (ver-)leggen naar de vaardigheden.

Terwijl je ook gewoon les kunt geven.

N.B.: Waarom ik het godsdienstonderwijs met de Sister Act-films in verband breng, is stof voor een volgende bijdrage.

Of het leuk is om op je nummer gezet te worden? Neen

Sinds een tijd hebben de collega’s RKG een mandaatnummer. Dat is de geijkte term. Een ‘mandaat‘, O.K., dat is geen probleem: er moet een wettelijke basis zijn voor het mogen geven van het vak Rooms-Katholieke godsdienst.

Maar de aandacht zo trekken op het volgnummer dat je mandaat heeft, voelt toch wat onprettig aan. Alsof ik inderdaad gereduceerd word tot een nummer. Ik had al de reflex om het mij toegekende nummer maar meteen op mijn voorarm te laten tatoeëren. Als statement. Maar ik hou niet zo van naalden.

De tendens tot steeds meer sturing en controle, met de betutteling die daar mee gepaard gaat, steekt schril af tegen wat het #godsdienstonderwijs zou moeten zijn: jonge mensen wapenen tegen onderdrukkende structuren van markt en marketing die mensen in het keurslijf van afnemer en gebruiker wil persen. Vrije, blije en joviale mensen die vertrouwen hebben in zichzelf en kritisch ook vertrouwen durven stellen in de anderen en het leven zelf, wie weet ook in god. Is dat wat ik wil doen? Het lijkt er op. Maar het spoort niet met het hanteren van nummers in plaats van namen – en dus nummer ik mijn leerlingen niet.

Leraars worden naar willekeur inzetbaren leerkrachten. Leerlingen en hun ouders worden klanten en alles wat op school aangeboden worden, is een product met een merk, handig verkocht door slijmige managers en lepe leiders, die van achter hun PC de digitale teugels steeds beter weten te hanteren.

Eindelijk 18. Time to wise up.

Thomas wordt 18 en wordt nog uitgebreid met een luik volwassenencathechese. Tijd voor een feestje voor iedereen die de site een warm hart toedraagt. En ook een goed moment voor een terugblik.

Thomas zou, in de eerste jaren van de 21e eeuw een platform worden voor uitwisseling van ideeën en materiaal tussen godsdienstleerkrachten. Dat materiaal is er gekomen, met een indrukwekkende reeks “In de kijkers”, met telkens een uitgebreide behandeling van een bepaald onderwerp. Het nieuwe leerplan wordt er telkens bij uitgeplozen om alle raakpunten te vinden, zodat je precies kon zien waar je het materiaal in kan zetten. Met wat rekbare goede wil lukt dat bijna altijd in om het even welk leerjaar. Dan begint het pas: ook als je doorscrollt naar de didactische suggesties, vind je helaas bijna nooit materiaal waar je mee naar de klas kan gaan. En dat was niet toevallig een keer: de inhoud op Thomas blijkt heel moeilijk in te zetten in het reële lesgebeuren. Met als gevolg dat je als potentiële gebruiker vroeg of laat afhaakt. Wie in de PAG van de school actief is, kon wel vlot gebruik maken van de vieringen die je ook op Thomas kan vinden. De 4-ingen (sic) werden de sterkhouder van de site.

Een platform voor uitwisseling en ontmoeting is Thomas helaas niet geworden. Een forum is er nooit gekomen. Wat daar nog het meest bij in de buurt kwam, zijn de Communities, waar er heel veel van zijn opgestart, vaak bij een van de vele bijscholingen. Een succes zijn die communities niet te noemen. De rubriek “Vraag en antwoord”, die helemaal in het begin nog wel potentieel leek te hebben, verloor ook aan schwung. De laatste jaren komt er nauwelijks nog een vraag, laat staan een antwoord op een vraag.

Probleem is de moeizame werkwijze: alles wat op Thomas verschijnt, moet eerst een soort ‘nihil obstat’ krijgen van de beheerder, wat de hele procedure natuurlijk heel stroperig maakt. Het lijkt er op, dat een vrije uitwisseling van ideeën en meningen voor de verantwoordelijken toch iets te ver gaat. Er is bitter weinig vertrouwen in de gebruikers. Want dat zijn de godsdienstleraren voor Thomas: gebruikers. Geen partners.

En daar ligt de moeilijke knoop: hoe kan je ijveren voor openheid en vrijheid, als je platform top-down wordt aangestuurd en nauwelijks voeling heeft met de brede basis? En allengs wordt de controle strikter: na een eerste versie van een online schoolagenda is het nu de bedoeling om a la minute online inzage te krijgen in het precieze doen en laten van alle godsdienstleraren in het veld. Een griezelige gedachte.

Zal een Thomas van 18+ volwassener worden, meer open en democratisch? Ik denk het niet. Als ik merk dat de mensen die nu over de toekomst van Thomas nadenken en discussiëren, ook na bijna twee decennia nog altijd willen werken met een ‘resonantiegroep’, dan zakt mijn hoop onder nul. Zulke resonantiegroepen waren het indertijd blijkbaar ook roerend eens met de nieuwe leerplannen. Wat kan een resonantiegroep ook anders doen dan resoneren? De inleidingen waren lang en het knikkebollen van de resonerenden werd maar al te gretig geïnterpreteerd als volmondige instemming.

Het was rond de eeuwwisseling dan ook een koortsige tijd. Alles zou – weer eens – hélemààl gaan veranderen. We moesten ons voorbereiden op superdiversiteit – die er gekomen is, trouwens – en leerinhouden zouden sowieso onder de vingertoppen voortdurend opvraagbaar zijn. Dus leerstof was meteen overbodig en oubollig en alles werd ingezet op skills, op de ‘vaardigheden’. En je moest bijvoorbeeld ook rekening houden met leerstijlen, iets waar letterlijk niemand vandaag nog van gelooft dat ze werkelijk bestaan. Behalve natuurlijk de theoretische onderwijskundigen achter hun bureaus, maar dat is een aparte sectaire beweging, totaal los van de realiteit van een levendige klas.

De lessen zouden er op gericht moeten zijn, om hermeneutische knooppunten te ontdekken en die vervolgens op de een of andere manier te ontwarren. Maar dat is niet wat scholieren doen, natuurlijk. Die willen best iets leren in de les. Maar dat was dus niet meer de bedoeling. De hele vernieuwing ging dus moeizaam en bleek vaak een kluwen van onbegrip, waar het ontwarren altijd iets had van overdonderen met betweterij, verpakt in hermetische terminologie om de gewone gebruiker beduusd achter te laten met een gevoel van minderwaardigheid.

De nieuwe leerplannen, met korte zinnetjes achter bolletjes, zonder context en de licht hilarische IDK’s op Thomas, hebben geresulteerd in een generatie van Vlamingen die geen systematische kennis meer heeft kunnen opdoen over godsdienst. Enkele straatinterviews en De Slimste Mens hebben dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Niemand weet nog een bal van religie, zodat – geheel terecht – de vraag gesteld kan worden of die godsdienstlessen nog wel betaald moeten worden met gemeenschapsgeld. Maar dat kwaad is nu geschied. Een open discussieplatform op het internet had hier eerder al voor kunnen waarschuwen. Nu is een extreme ontscholingstheorie die alle heil in dialoog en hermeneutiek zag, niet (tijdig) gecorrigeerd. Niet in het minst omdat het min of meer een decade heeft geduurd eer iedereen begrepen had dat die hermeneutische knooppunten alleen maar de aandacht moesten afleiden van een inhoudelijk vacuüm, weliswaar opgeleukt met tig cartoons, aforismen, liedjes en afbeeldingen. Duizelingwekkend postmodern allemaal, maar uiteindelijk stonden we daar, dolgedraaid en overdonderd, met lege handen. En dat is misschien nog niet zo erg, maar onze leerlingen konden intussen ook niets meenemen – en dat vind ik wel erg.

In die 18 jaar van Thomas had dus veel meer moeten gebeuren en hadden meer stemmen gehoord moeten worden. De Thomas totaaloplossing voor het godsdienstonderwijs was niet zaligmakend en er is volgens mij dus ook geen reden voor een vrolijk feestje.

Tijd om drastisch bij te sturen of, beter nog: tijd om uit te kijken naar een andere aanbieder die werk wil maken van wat ik noem: de normalisering van het godsdienstonderwijs.

Mondmaskertje op, raam open… daar gaan we!

Nog een paar uur en we staan – na al die tijd – weer voor de klas. Nieuwe leerlingen, netjes met mondkapjes en op een afstand van elkaar. Het nieuwe normaal.

Wat betekent het voor de levensbeschouwelijke vakken?

Worden de lesgroepen door elkaar gemixt voor de levensbeschouwelijke lessen in het GO? Dat zou tegen de GEESt (!) van de corona-maatregels ingaan, althans in het secundair onderwijs. Statistisch is er blijkbaar altijd minstens één drager van het virus, en die hou je liefst binnen een zo klein mogelijke bubbel (al gebruiken we dat woord eigenlijk alweer niet meer).

In ieder geval zijn er een paar ongemakken om rekening mee te houden: als je niet naar buiten kan, dan moeten de ramen open voor voldoende verluchting. Dat wil zeggen dat verduisteren van het lokaal niet meer zo gemakkelijk is. Tenzij je aan de buitenkant van de ramen zonwering hebt. Zelf moet ik het doen met gordijnen.

Het vaklokaal – als je dat had – mag je nu wellicht ook niet gebruiken. Je trekt van klas tot klas met alles wat je nodig hebt en in de hoop dat je niets vergeten bent.

Ik hoop dat het allemaal wel meevalt. Het wordt in ieder geval aanpassen en wie weet, biedt de nieuwe situatie ook wel kansen. Leerlingen zullen misschien zelf ook blij zijn dat de schooldeuren weer voor iedereen open gaan. Dus we doen ons best, en dan doet God de rest, zeggen ze wel eens.