Waarom?

Met een oorlog die woedt op ons eigen Europese schiereiland, moet ik onvrijwillig terugdenken aan de tijd die ik niet in het leger heb doorgebracht. Wat een mooie tijd was dat! Ik behoor tot de eizona laatste generatie van mannelijke landgenoten van wie Vadertje Staat een levensjaar opeiste om dienst te doen: de legerdienst. Waar ik dus geen zin in had.

Uit mijn studententijd is mij een zwart-wit poster bijgebleven als een iconisch beeld van een andere tijd. De foto is heel contrastrijk en laat het moment zien waarop een soldaat een voltreffer incasseert, wat vrij finaal lijkt, als je ziet hoe de arme kerel zijn wapen moet loslaten en op het punt lijkt te staan om nogal theatraal in elkaar te gaan zijgen.

Op mij maakte het indertijd wel indruk, en zo veel zelfs, dat ik na een paar jaar uitstel van legerdienst, finaal het statuut van gewetensbezwaarde heb aangevraagd. In mijn persoonlijk archief vind ik daar nu geen spoor meer van, maar ik denk wel dat het mij gegund is. Ik herinner mij nog vaag het bezoekje van de wijkagent, op een zaterdagvoormiddag – als aspirant-gewetensbezwaard werkschuw links tuig lag ik natuurlijk nog in bed – die, volgens mij, ook niet echt goed wist wat hij bij ons thuis precies kwam doen, of welke vragen hij diende te stellen. Uiteindelijk sprak de man: “Voor mij is dat in orde” en weg was hij. Een bizarre ervaring. Achteraf was ik vooral opgelucht dat mijn vader op dat moment niet thuis was. Zo kwam ik nog goed weg met mijn bezwaard geweten.

Maar terug naar de poster. Duidelijk anti-oorlogs-propaganda en allicht uit de tijd van de onzalige oorlog in Vietnam. Toen ik online op zoek ging naar de poster, kon ik hem niet meteen vinden. Misschien was dit beeld dan toch niet zo iconisch als ik dacht. En ook andere dingen wekten mijn verbazing: ik vond meerdere versies van de stervende soldaat. De oude poster kon ik uiteindelijk wel op de kop tikken, als ik er meer dan duizend euro voor wou neertellen. Een vrij waardevolle herinnering, dus toch wel.

Wat ik mij heel goed herinnerde, waren de drie letters, W, H en Y en het grote vraagteken daarachter. Dat was een aanknopingspunt en Google kon er ook wat mee. Maar dat er twee versies zouden zijn, dat was toch een verrassing.

Kijk naar de beelden. Je ziet meteen dat de linkse poster een flauw afkooksel is van de rechtse poster. Deze soldaat doet zijn best om de wanhopige pose na te bootsen en dat lukt vrij goed. Maar ook niet perfect. Waar je bij de rechtse – en volgens mij de oorspronkelijke – poster bijna vanzelf een pijnkreet gaat horen, van “lap, ik heb het zitten”, hoor je bij de linker man helemaal niks. Hij lijkt ook niet echt geraakt door een kogel, maar eerder een gebed af te schieten. Kijkt hij naar de hemel als de eerstvolgende bestemming? Wat een stijve hark is me dat! Echt veel gevechtservaring lijkt hij ook niet te hebben: zijn battle dress staat nog goed in de vouw en lijkt wel zo uit de verpakking te komen. Dan die rechtse man: die heeft al een tijd rondgelopen in zijn plunje, dat zie je aan de natuurlijke vouwen van zijn hemd en broek.

Allebei hebben ze een drinkfles aan de koppelriem, op dezelfde plek. Dat stemt overeen. Maar andere dingen niet: de linker man heeft een mes – de rechter niet. Ook de geweren zijn verschillend. Geen idee wat voor type het is – maar ze zijn verschillend. En de een draagt duidelijk een helm, terwijl de rechter soldaat een soldatenhoedje lijkt te dragen.

Het intrigeert mij wel: waarom werd er een nieuwe versie gemaakt? Was de oorspronkelijke foto niet goed genoeg? Moest de stervende soldaat per se een Amerikaanse GI zijn? Ik weet het niet, en ik kan het antwoord ook niet vinden.

Je moet kunnen leven met een open vraag, heb ik ooit te horen gekregen. Wel: ik heb er een.

Aanvullingen

  • Er zijn blijkbaar nog wel meer mensen die zich afgevraagd hebben waar dit beeld vandaan komt, en het antwoord wordt ook hier niet gevonden. Ze zeggen wel dat Google alles weet te vinden, maar dit toch maar niet.
  • Wat ik wel aan de weet ben gekomen, is dat de namaak poster figureert tussen veel andere op een muur in de film American History X, en dat hij daar eigenlijk niet thuis lijkt te horen. Wat ik ook leer, is dat het wapen een Thompson Submachine Gun is, een schiettuig van Amerikaanse makelij.
  • En ook in de schertsfiguren is er blijkbaar een overtreffende trap. Mijn dochter vond in ieder geval deze drama queen:

Een zondaar in Mekka

Je moet het maar doen: als openlijk homoseksueel en samen met je partner de hajj ondernemen en die dan ook nog op film vastleggen en er een lange reportage over maken. Parvez Sharma is een Amerikaanse moslim en dat is precies wat hij deed voor de film ‘A Sinner in Mecca’. Sharma was op 24 november 2015 te gast in ‘De Afspraak’. Op die manier leerde ik deze zelfverklaarde zondaar en zijn documentaire kennen. De film wordt vertoond op het IDFA festival, maar is intussen wel al te koop via iTunes.

Parvez maakt meteen duidelijk dat zijn hajj een heikele onderneming wordt. In Saudi Arabië word je letterlijk een kopje kleiner gemaakt als je homoseksueel bent en de film toont dan ook een onthoofding, waarmee de toon gezet is: verder zal alles heel clandestien moeten gebeuren. Dat levert nogal wat schokkerige beelden op, maar voor het eerst zie je de Ka’aba van heel dichtbij en door de broeierige aanwezigheid van dichte drommen pelgrims die om de camera heen bewegen, heb je de illusie dat je er ook zelf helemaal bij bent.

Je krijgt dus vrij unieke beelden te zien, maar vooral ook de kritische commentaar van Parvez maakt het boeiend: de schitterende marmeren vloeren en de 7-sterren hotels rond het plein contrasteren sterk met de vuiligheid in het tentenkamp en onderweg, waar de omgeving meer weg heeft van de 3de dag op Rock Werchter.

Saudi-Arabië staat de laatste tijd erg in de belangstelling vanwege de link met het IS-terrorisme. Door de film van Parvez krijg je een unieke kans om de Saudi’s beter te leren kennen. De filmmaker laat zien hoe deze staat het Wahabisme kan promoten omdat toevallig de twee meest heilige plaatsen in de islam op hun grondgebied liggen. En als je dacht dat iedere in het wit geklede moslim hier even bescheiden en solidair voor God komt staan, weet na het kijken wel beter.

Parvez is een bevoorrecht getuige die de interne pluraliteit binnen de islam laat zien. Uiteindelijk is voor hem de vraag niet meer: ‘ben ik welkom als moslim?’, maar eerder: ‘voel ik mij thuis in de islam?’

De gruwelkerk van Sint Stefanus

Interieur van de Santo Stefano.

Eind maart werd zijdelings mijn hulp ingeroepen voor het opleuken van de Italiëreis van de laatstejaars. Door de wereldwijde corona-crisis heeft die reis een tijd niet plaats kunnen vinden, maar nu kan het weer. En we gaan ervoor.
De verwachtingen voor deze uitgave van de traditionele schoolreis zijn dus hooggespannen. Ooit was de reis vooral een onderdompeling van de Vlaamse jeugd in de pracht en praal van de Rooms-katholieke Kerk, met als hoogtepunten bezoekjes aan de Vaticaanse musea, het Sint-Pietersplein en de monumentale Sint Pietersbasiliek, en met de obligate deelname aan een Vaticaanse eucharistieviering op zondag. Dat allemaal om vooral de nog piepjonge mannen te imponeren met de uitbundige barokke uiterlijkheden van het Rijke Roomse Leven, in de stille hoop dat hier en daar een licht beïnvloedbare jongeman op die “Romereis” het idee zou opdoen om zich te comitteren aan deze Grote Club met het zo indrukwekkende decorum.

Menig jongmens zou zich jaren later, in een klam appartement van de gemeente, nog de prachtige reis herinneren, waarin het prille geloof al vaste grond leek aan te nemen. Terwijl intussen op de draaiende glasplaat de microgolfmaaltijd-voor-een-persoon zoemend aan het opwarmen is. Smakelijk eten.

Maar terug naar Rome, waar het jonge volkje, moe van de blitzbezoeken aan de ene na de andere kerk, plots ’s avonds, bij de wandeling naar de Trevifontein en de Spaanse Trappen, geheel onverwacht, de andere ‘groep’ uit de eigen stad, maar van De Andere School, tegen het lijf zou lopen. Er moet daar informatie uitgewisseld zijn over hoe en waar, want op de een of andere manier was bij ons, de jongens, geweten dat de meisjes van de ‘Benedictinnen’ in het klooster van de Spaanse Zusters zouden overnachten. Na het avondmaal en de dagsluiting kostte het weinig aanmoediging om onze busschauffeur zo ver te krijgen, dat hij ons tot in de buurt van die maagdenburcht zou vervoeren. Het laatste eind zouden wij te voet moeten doen, maar die paar honderd meter konden er nu ook nog wel bij.

Daar, in die donkere Romeinse steeg, liep het al vlug uit de hand. Daar stonden we dan met testosterongedreven durf om de meisjes naar de ramen van hun kloosterburcht te lokken met geroep – vermoed ik – en – tot mijn niet geringe verbazing – met onmiddellijk succes. De jonge deernen, sommige van hen in bepaalde staten van ontkleding, kwamen zich inderdaad maar al te graag vertonen en ik zag gordijnen bewegen en ik hoorde schril geroep en veel gekir, maar veel meer gebeurde er in die steeg ook niet.

Achteraf leek het op een nogal rumoerige uitvoering van een slechte balkonscène met veel te veel figuranten, waaronder ikzelf. Het hoogtepunt was dat een van de Spaanse Nonnen, wellicht de poortzuster, zich plots vertoonde aan haar poort, in een staat van furie en opwinding die ik sindsdien met Spaanse Nonnen ben blijven associeren. Dat mens kon kijven. Niet normaal. Nu is ’vertonen’ misschien wat overdreven. Als ik mij goed herinner was deze non nauwelijks te zien en konden wij alleen horen dat zij daar stond, achter een poort met een getralied luik. Maar zij deed wat van haar verwacht werd.
Volgens mij zou het de volgende avond allemaal veel gemakkelijker gaan. We waren bij de Spaanse Trappen aangekomen, of aan de fontein van Trevi – mijn geheugen laat mij wat de exacte locatie betreft, nu al een tijdje in de steek, maar daar werden de jonge stadsgenoten alsnog, nu zonder enige prohibitie, met elkaar verenigd. De zwoele, zacht-droge wind, het broddelen van de fonteinen, het glinsterende donkere water, de opdringerige inktzwarte verkopers van prullen en andere memorabilia en natuurlijk – in de eerste plaats: het wonderlijke gezelschap: ik wist meteen: dit is het. Beter wordt het niet meer.

Of het vandaag nog even spannend is, allemaal? Ik weet het niet. De scholen zijn intussen al een hele tijd ‘gemengd’. Al begrijpen jongere collega’s niet eens meer wat dat woord wil zeggen. En de tijden zijn veranderd. Maar misschien is het toch nog vooral veel van hetzelfde, maar dan in een modern kleedje. En helemaal eerlijk is mijn relaas ook niet geweest: die mis in het Italiaans heb ik zelf niet eens meegemaakt, onze priester-leraar gooide gewoon een smalle stola over zijn schouders en las de mis aan de micro in de rijdende bus. Het was een van de meer dragelijke eucharistievieringen die ik mij uit mijn college-tijd herinner.

Andere avonturen vermeld ik dan weer niet: de jongens die in de straten van Firenze zo te keer waren gegaan, dat ze door de carabinieri werden opgepakt en uit een zwart Fiat-busje moesten worden bevrijd door diezelfde leraar-begeleider. Vergeet niet: het waren de ‘loden jaren’ en je kon maar beter niet de aandacht trekken van de nerveuze Italiaanse politie. Of van Spaanse Nonnen. Wat erger was, och, ik weet het niet meer, maar het zijn zoete herinneringen en mijn muntje in de fontein zal er hopelijk voor zorgen dat ik stiekem nog eens een keer een Rome-, neen, een “Italiëreis” mag meemaken.

Intussen bereid ik het bezoek voor aan de ‘horrorkerk’ van San Stefano. Deze merkwaardige kerk is versierd met fresco’s die de christelijke martelaren uitbeelden op het moment van hun grootste lijden. Gruwelijk, natuurlijk, en dus niet meteen de gemakkelijkste opdracht om dit gegeven op te leuken.
Maar niet voor mij om een uitdaging uit de weg te gaan. Dus: naar de werktafel.

Op het internet vonden we foto’s van de martelfresco’s. Uit die plaatjes hebben we per tafereel twee fragmenten uitgeknipt. Elk van deze vignetten voorzien we van een cijfer en plakken we op een kaartje. Telkens horen dus twee kaartjes bij elkaar.

Met deze cijfers op de kaarten, kan een cryptex geopend worden. Welke reeks van cijfers de code zijn, en welke de positie, dat is even uitzoeken. Er zijn maar twee mogelijkheden en ook maar 6 posities, dus zo moeilijk is het nu ook weer niet.

De oefening is dus vooral een oefening in kijken.

Materiaal

  • 30 speelkaarten. Elke kaart toont een fragment uit een van de fresco’s. Elke kaart heeft ook een cijfer.
  • 1 cryptex met 6 cijfers. Bij het invoeren van de juiste cijfers, kan je de cryptex openen.
  • 1 verborgen bericht: in de cryptex is een verborgen bericht – het einddoel van de uitdaging.

Werkwijze

Iedere deelnemer krijgt een speelkaart en de instructie.

Instructie

"Zoek in de fresco's in de kerk het detail dat je ziet op jouw speelkaart. Een andere deelnemer heeft een kaart met een ander detail van jouw fresco. Met beide kaarten samen, heb je een deel van de oplossing voor het openen van de cryptex in handen. Allemaal samen kunnen jullie de cryptex openen. Ga ervoor!"

Opdracht

De opdracht bestaat uit vijf eenvoudige stappen:

  1. Het vinden van het afgebeelde detail op de speelkaart in een van de martelaarsfresco’s in de kerk.
  2. Uitzoeken welke andere kaart een ander detail van dezelfde fresco toont.
  3. Met de combinatie van de gegevens op beide kaarten, informatie afleiden voor het openen van de cryptex.
  4. Met de verzamelde gegevens van alle aan elkaar gematchte kaarten, de cryptex openen en..
  5. Met de inhoud van de cryptex prominent in beeld, een gruwelijke groepsfoto maken.

Onrustig of angstig door de oorlog in Oekraïne

Sinds een paar dagen en in het bijzonder vanmorgen, merk ik een bepaalde onrust in de klas rond de gebeurtenissen in Oekraïne. Ik neem aan, dat dit bij jongere kinderen vandaag nog meer door de hoofden speelt.

Enkele gedachten en suggesties over omgaan met angst in de klas.

Onze samenleving wordt vandaag getypeerd als een laag-vertrouwen maatschappij. Veel mensen hebben nog maar weinig of helemaal geen vertrouwen in de overheid en de media. Het ontbreekt ons allemaal aan instanties en figuren die vertrouwen inboezemen.
In principe zijn wij als leraren voor onze leerlingen wel (nog) vertrouwensfiguren.
Mee om die reden is het belangrijk om signalen van onzekerheid niet te negeren.

Een paar tips:

  • Probeer te registreren wat leerlingen precies zeggen. Peil wat ze precies bedoelen. Dan kan je gerichter reageren.
  • Wimpel gevoelens van angst niet meteen weg, maar luister.
  • Geef feitelijk correcte informatie, bijvoorbeeld:
    • Het gaat over een lokaal conflict op meer dan 2000 kilometer hier vandaan.
    • Hoewel de bevolking vaak wel te lijden heeft in een oorlog, worden burgers in principe gespaard.
  • Het is niet verkeerd om te tonen dat je zelf ook verontrust bent, maar ga daar niet te ver in. Het kan de angstgevoelens van kinderen versterken (zie ook hoger, over onze rol als vertrouwensfiguren).

Lectuur over dit onderwerp en heel goede achtergrondinformatie (ook om desnoods diagonaal door te nemen) vind je hier.

Na verloop van tijd – en als er in de omgeving van het kind niets ingrijpends gebeurt – ebben angstgevoelens vanzelf weg. Maar onze rol daarin mag je, volgens mij, niet onderschatten.

Mundus vult decipi


Darwin’s verjaardag, op 12 februari: daar moet je wat mee doen, vind ik. En hoe kan je de man beter eren dan met een Zoom-sessie, in de comfort van je eigen huis – en al helemaal als je kan luisteren naar Johan Braeckman. Professor Braeckman vertelt over hoe er in de natuur gelogen en bedrogen wordt, dat het een lieve lust is. Vooral voor ons dan, als we kunnen kijken naar al die planten en dieren die in de loop der tijden zo geëvolueerd zijn, dat zij op iets anders lijken. Een vlinder die op een eikenblad lijkt, of een visje dat niet van een koraal te onderscheiden is. Of de orchidee die zich voordoet als een bidsprinkhaan. Een lust voor het oog.

Wat Braeckman dan doet, is moeiteloos overgaan op het verrassend veelvuldig bedrog dat mensen elkaar aandoen. De con-man die zich uitgeeft voor iets wat hij niet is, zoals Ferdinand Waldo Demara, die zich onder andere – en met enig succes – uitgaf voor chirurg.

En de collectie bedriegers van Braeckman is uitgebreid en leuk om te horen hoe graag mensen zich blijkbaar om de tuin laten leiden. Niet alleen de minder ontwikkelde mensen, trouwens; telkens opnieuw laten ook hoogopgeleide personen en experten zich een loer draaien, of het nu gaat om een gerenommeerd historicus (met de fake dagboeken van Hitler) of een kunstkenner (door meestervervalser Van Meegeren). De wereld wil bedrogen worden – en dus wordt hij ook bedrogen.

Wat Johan Braeckman minder in de verf zet, is het plezier van het ontmaskeren. De Aha-erlebnis, die voor het denken en het zoeken de nodige voldoening oplevert. Het ont-waren van de realiteit achter de deceptie is een moment dat genadig is en deugd doet. Het is ook een ontlading die humoristisch van aard is: je moet erkennen dat je er voor ging (voor de leugen of de vermomming) en dus was je toch even niet al te slim. Blij dat je in het licht staat nu, maar ook verlegen over je eerdere falen.

Fake news en hoaxes hebben geen goede naam, maar evolutionair moet het bedrog toch ook vaak een groot voordeel opleveren – anders zouden we nu alleen nog maar met oprechte en eerlijke mensen over moeten zijn – quod non.

We hebben nu eenmaal verhalen nodig om zin te geven aan het bestaan. Mythen, legenden, religie, en humoristische vertellingen over mensen die andere mensen bedotten. Heerlijk!

Vragen om mee door te gaan zijn er genoeg. Als ons scherpzinnige brein ons toelaat de deceptie te doorzien en de conman te ontmaskeren zelf ook een product is van onze evolutie, is dat dan ook niet mogelijks een lepe bedrieger? Bedriegen wij onszelf niet door te denken dat we het allemaal wel doorzien en dat ’ze’ ons niet liggen hebben?

Een interessante vraag die in de chat gesteld werd, is dan ook: doen dieren (want van planten weten we het wel) soms bewust aan bedrog? Waarmee je uiteindelijk weer uitkomt bij de vraag naar de vrijheid.

Dat heb je natuurlijk, sinds Darwin: is ons zo geliefde denkvermogen onze evolutionaire gimmick om succesvol te zijn als soort – om alle andere dieren te slim af te zijn? Wellicht dus wel. In ieder geval kan je er – als jouw brein beter is dan gemiddeld – een talrijk Zoom-publiek mee inpakken.

Maar toch opletten met mannetjes die je op internet ontmoet.

Leraar godsdienst: een knelpuntberoep?

De Morgen bericht vandaag over de nieuwste uitgave van De Leuvense Economische Standpunten, waarin de onderzoekers een paar suggesties doen om het waardevolle, maar minder – dan vroeger – gewaardeerde beroep van leraar aantrekkelijk te maken en de vele openstaande uren in te vullen met verse leerkrachten.

De voorstellen zijn niet echt nieuw, maar het is wel interessant om de grafiek van de leraren RKG onder de loep te nemen. Wat inderdaad opvalt, is dat de jongste leeftijdsgroep van 20-29 jaar niet eens 10% van de workforce uitmaakt. Maar dat moet gerelativeerd: je zal niet zo gauw iemand van 20 of zelfs 21 vinden, die al als godsdienstleraar voor de klas staat. De jongste leeftijdsgroep zal altijd minder mensen tellen.

Een beetje vreemd is de relatieve ondervertegenwoordiging van de veertigers. Het ziet er naar uit, dat de vijftigers een relatief grote groep zijn. Dat zijn dus leraren en leraressen die in de jaren 1980 hun opleiding hebben gehad. Het is ook de groep die door de verhoging van de pensioenleeftijd, langer voor de klas zal staan.

Zal dat de schok opvangen? Ik denk het niet, want het lerarentekort is er nu al, en het ziet er niet naar uit dat er snel een oplossing komt.

De voorgestelde oplossing van ‘hybride’ leraren, die dus ook nog een andere job in de privé hebben, lijkt mij ook niet realistisch. En de zij-inktromers, van wie ook veel verwacht wordt (en van wie men er veel verwachtte) zijn in godsdienstonderwijs al heel lang een reserve waaruit geput wordt, met een (avond-)opleiding in een Hoger Instituut voor GodsdienstWetenschappen.

Het zou interessant zijn om het aantal studenten te kennen van die Instituten, net als van de faculteit Religiestudies en Theologie. Een beetje opzoekwerk voor de boeg, nog.

Waarom ik niet in de “resonantiegroep” van Thomas ga zetelen

Als het begin niet goed is…

Bij het ontstaan van Thomas, zo herinner is mij, was ik heel enthousiast. In die tijd hadden leraren van de andere schoolvakken volgens mij geen eigen site op het internet en zeker niet zo’n mooie.

Zoals u weet, is de naam ‘Thomas’ ook een letterwoord. Volgens mij staat het voor “Theologie, onderwijs, media en actieve samenwerking. En het concept sloeg aan. In het begin werden er door de gebruikers, de godsdienstleraren dus, nog veel vragen gesteld in de rubriek “Vraag en Antwoord”. Een tijd lang werd er online ook fier geafficheerd hoeveel vragen er inmiddels al behandeld waren en de getallen waren zonder meer indrukwekkend.

Ook de In-de-Kijkers waren vaak zeer de moeite waard en ik herinner mij dat ik in die periode vaak uitkeek naar het verschijnen van een nieuwe IdK. Ik denk dat heel wat leerkrachten er zo over dachten.

Maar de feestvreugde is helaas niet blijven duren. Op een bijeenkomst hoorde ik van een collega dat er intussen niet veel volk meer gaat kijken op Thomas. “Alleen nog de vieringen”, die hebben zeker nog aftrek, “maar de rest…”. Ik schrok daar wel van, maar later vroeg ik aan andere collega’s die ik toevallig zag, of ze nog vaak naar Thomas gingen kijken, en de reacties waren opvallend negatief.

Ik heb mij afgevraagd waarom het zo gegaan is. En ik denk dat het er mee is, zoals wanneer je je hemd verkeerd dichtknoopt. Iedereen heeft het meteen gezien, maar jij zelf hebt niks in de gaten, vaak tot je aan het laatste knoopje toe bent. (En dan nog!) Het enige wat je dan, met een zucht, kan doen, is: opnieuw beginnen. Als het begin niet goed is, dan komt het daarna – vaak – ook niet meer goed.

Het concept van Thomas zat volgens mij van bij het begin niet goed. Ik wil op twee vergissingen dieper ingaan, waarvan ik vermoed dat ze de diepere redenen zijn voor de malaise. Want dat kan iedereen merken: Thomas is niet goed bezig en de laatste tijd wordt het zelfs meelijwekkend. Als je tenminste kijkt naar de core business van de site. De randverschijnselen floreren zeker wel nog: de nieuwsberichten, de quotes en de gebedjes, en de vieringen vinden nog altijd aftrek – maar dat zei ik al. De gemiddelde godsdienstleraar heeft – volgens mij – niet veel meer aan Thomas.

De bloei van FaceBook, YouTube, KlasCement en Het Archief voor Onderwijs heeft zeker een rol gespeeld. Voor heel veel inhoud en dienstverlening hebben wij Thomas niet meer nodig. Maar de tekorten van Thomas zelf hebben naar mijn mening, veel meer meegespeeld in de teloorgang:

EEN – De kloof met het werkveld

De ‘A.S.’ in Thomas beloofde Actieve Samenwerking. Daar is nauwelijks iets van in huis gekomen. Uiteraard was er samenwerking met de studenten Religiestudies en Theologie, maar met ons, de leraren RKG, was die er niet of nauwelijks. Ik geef aan waarom ik die boude uitspraak doe:

  • Natuurlijk kan je dingen aanbrengen op Thomas, maar je moet wachten en kijken of jouw bijdrage wordt ‘gevalideerd’. Komaan zeg, wat voor een werkwijze is dat? Dit ruikt toch echt naar censuur. En soms was het dat ook werkelijk, zoals ik zelf meerdere keren heb ervaren. Waarom vertrouwt Thomas zijn mensen niet? Als ik op KlasCement iets post, dan staat het daar ook. Thomas moet zelfs een vraag in de rubriek “Vraag en Antwoord” valideren. Ik vind dat niet normaal.
  • Er is geen forum. Bij een meeting in het Maria-Theresia College heb ik de mensen van Thomas, onder wie prof. Pollefeyt, ooit persoonlijk aangeraden om toch in ieder geval een forum op te nemen. Ik moest toen uitleggen wat dat was, een forum. Terwijl elke hengelclub en zelfs de Bende van Nijvel een forum hebben op internet. De leraren kunnen niet met elkaar in contact komen, terwijl dat toch essentieel is, dacht ik. Het ontbreken van een online ontmoetingsruimte vind ik dus een zwaar gebrek.
  • De ‘Communities’ komen misschien een beetje in de buurt van een forum, maar dan met een slakkengangetje en ook weer ‘na validatie’. Ik vraag mij af of er hier of daar nog een community werkelijk actief is. Terwijl er in de loop der jaren tientallen, zoniet honderden zijn aangemaakt.

TWEE – Het begin was niet goed

Het tweede grote euvel van Thomas is een gevolg en een deel van de onbekendheid met het veld. De visie op godsdienstonderwijs is van bij het begin dat het een “hermeneutisch-communicatief[^Hermeneutisch-communicatief godsdienstonderwijs is godsdienstonderwijs waarin interpretatie(s) van de werkelijkheid, meer bepaald interpretatie(s) van (a) het eigen bestaan, (b) van de levensbeschouwelijke (in het bijzonder christelijke) traditie(s) en (c) van onze actuele leefwereld in dialoog met elkaar gebracht …] proces” is. Quod non. Ik herinner mij dat ik toch even moest slikken toen ik het voor de eerste keer hoorde, en nadien heeft het mij (en heel veel collega’s) ongeveer tien jaar gekost om het ongeveer helemaal te begrijpen. Dat kan aan ons liggen, natuurlijk. Theoretisch klinkt het mooi, maar in de praktijk is het in de meeste gevallen gewoon niet te doen. En al helemaal niet bij jongere leerlingen, die nog niet de intellectuele en communicatieve vaardigheden hebben om er ook maar aan te beginnen. Leerlingen van pakweg 15 jaar gaan heus niet ‘hermeneutisch’ bezig zijn met teksten en onder elkaar. Die kinderen verdienen eigenlijk om goed les te krijgen. Natuurlijk zullen er momenten zijn in een goede les met Directe Instructie + Feedback (de visie op onderwijs die ikzelf en de overgrote meerderheid van leraren aanhangen) die je hermeneutisch kan noemen, maar je kan hermeneutiek echt niet het centrale concept van een heel onderwijsproces maken. Dat is pure fantasie van achter een studietafel. Ja, in de Yeshiva of in het boeddhistische klooster, met studenten die vooraf 7 jaar les hebben gekregen, waarbij zij zelf geen woord hebben mogen uitbrengen. Ja, daar.
Maar niet in een lesgroep van 28 pubers van 14. Daar heb je orde en rust nodig en een leerproces met een gemiddeld moeilijke leerinhoud die voldoende uitdagend is, maar net niet ontmoedigend. Dat bereik je door veel aandacht te besteden aan de beginsituatie (wat kennen en kunnen de leerlingen al) en door goede leerdoelen te stellen, die je dan met DI+ – met hand en tand – uitlegt, voordoet en inoefent. Dat is onderwijs: het lijkt gemakkelijk, maar dat is het niet.
Ik laat me hier even gaan, maar dat is een bijwerking van een diep gevoelde frustratie over onrealistische verwachtingen en de onmogelijkheid om daaraan te voldoen.
En om het even over de leerinhoud te hebben, want ‘content is everything’: die moet je systematisch aanbrengen. En dan bedoel ik dat het geen pas heeft om ’topical’ te werken in het onderwijs: dat zorgt alleen maar voor verwarring. Dus geen ‘Terreinen’ alstublieft, maar gewoon thema’s en lesonderwerpen. Iedereen in het onderwijs weet dat je vooral structuur moet aanbieden en niet steeds van de hak op de tak moet springen. Maar kijk naar de boeken die nu op de markt zijn voor het godsdienstonderwijs: de klacht – en die komt niet in eerste instantie van mij, maar ik sluit er wel bij aan – is dat ze “weinig diepgang hebben”. Als je dat hoort zeggen, en bij mij was dat bij een Zoom-sessie van de inspectie RKG, dan val je toch van je stoel? Leerboeken godsdienst zijn nu oppervlakkig en missen diepgang. Laat het even doordringen.
Maar wat wil je ook: die boeken volgen netjes het leerplan, dat nu als een legpuzzel is opgevat met telkens drie stukjes die je zelf als leraar bij elkaar mag passen: de leerling, de traditie en ‘de context’. Die stukjes zijn gelukkig nu wel genummerd, wat op zich een verbetering is op de bolletjes van vroeger, maar als je even rekent, dan weet je op voorhand dat het allemaal heel snel zal moeten gaan. Wat ook is opgemerkt op een presentatie van het Geactualiseerde Leerplan, door weer een andere collega. Waarop onze inspecteur zei dat “je zo niet moet tellen”. Ja, met een eigen manier van tellen is natuurlijk heel veel mogelijk.

Met een bijstelling van Thomas gaan we het tij echt niet kunnen keren. Het begin was niet goed en de kloof tussen Thomas en het veld is te groot.

Dus bedank ik beleefd voor de uitnodiging. Een ‘resonantiegroep’ die, volgens de woordenboekbetekenis alleen maar mag mee-klinken met de nieuwe geluiden, zal ook deze keer niet de stem hebben die het werkveld toch echt wel verdient.

Met vriendelijke groet,

Kurt