Wat als er geen Erkende Instantie meer is?

Dick Wursten (DM 16/09/2022 ) en Leni Francken (DS 17/09/2022) reflecteren allebei en vrijwel op het zelfde moment op het opheffen van de moslimexecutieve. Beiden brengen ook nagenoeg dezelfde oplossing aan voor het probleem: vergeet de koepelorganisatie – want dat lukt blijkbaar toch niet – en geef de lokale gemeenschappen de bevoegdheid om mensen aan te stellen als leraars voor de levensbeschouwelijke vakken. De idee om alle erkende levensbeschouwingen op de leest van de katholieke kerk te schoeien moet dus worden losgelaten.

Het wil wel wat zeggen, als deze deskundigen met een zelfde oplossing komen. Dan moet de politiek dat zo maar eens gaan regelen, vind ik. Maar in beider bijdrage mis ik toch de inbreng van de instellingen die de opleidingen verzorgen van de leraren. Want je wil niet dat om het even wie straks voor de klas staat om daar om het even wat te verkondigen, met het mandaat van een lokale afdeling van een (on-)gelovige gemeenschap. Een degelijke en permanente scholing van de leraren door erkende instellingen, moet er voor zorgen dat breeddenkende en ruimhartige mensen een mandaat krijgen om de levensbeschouwelijke vorming van onze jongeren op zich te nemen. Een gunstig advies bij het geven van een mandaat van de leraren van de leraren mag niet ontbreken, naast een academisch diploma dat die naam waardig is.

Leraar godsdienst: een knelpuntberoep?

De Morgen bericht vandaag over de nieuwste uitgave van De Leuvense Economische Standpunten, waarin de onderzoekers een paar suggesties doen om het waardevolle, maar minder – dan vroeger – gewaardeerde beroep van leraar aantrekkelijk te maken en de vele openstaande uren in te vullen met verse leerkrachten.

De voorstellen zijn niet echt nieuw, maar het is wel interessant om de grafiek van de leraren RKG onder de loep te nemen. Wat inderdaad opvalt, is dat de jongste leeftijdsgroep van 20-29 jaar niet eens 10% van de workforce uitmaakt. Maar dat moet gerelativeerd: je zal niet zo gauw iemand van 20 of zelfs 21 vinden, die al als godsdienstleraar voor de klas staat. De jongste leeftijdsgroep zal altijd minder mensen tellen.

Een beetje vreemd is de relatieve ondervertegenwoordiging van de veertigers. Het ziet er naar uit, dat de vijftigers een relatief grote groep zijn. Dat zijn dus leraren en leraressen die in de jaren 1980 hun opleiding hebben gehad. Het is ook de groep die door de verhoging van de pensioenleeftijd, langer voor de klas zal staan.

Zal dat de schok opvangen? Ik denk het niet, want het lerarentekort is er nu al, en het ziet er niet naar uit dat er snel een oplossing komt.

De voorgestelde oplossing van ‘hybride’ leraren, die dus ook nog een andere job in de privé hebben, lijkt mij ook niet realistisch. En de zij-inktromers, van wie ook veel verwacht wordt (en van wie men er veel verwachtte) zijn in godsdienstonderwijs al heel lang een reserve waaruit geput wordt, met een (avond-)opleiding in een Hoger Instituut voor GodsdienstWetenschappen.

Het zou interessant zijn om het aantal studenten te kennen van die Instituten, net als van de faculteit Religiestudies en Theologie. Een beetje opzoekwerk voor de boeg, nog.

Waarom ik niet in de “resonantiegroep” van Thomas ga zetelen

Als het begin niet goed is…

Bij het ontstaan van Thomas, zo herinner is mij, was ik heel enthousiast. In die tijd hadden leraren van de andere schoolvakken volgens mij geen eigen site op het internet en zeker niet zo’n mooie.

Zoals u weet, is de naam ‘Thomas’ ook een letterwoord. Volgens mij staat het voor “Theologie, onderwijs, media en actieve samenwerking. En het concept sloeg aan. In het begin werden er door de gebruikers, de godsdienstleraren dus, nog veel vragen gesteld in de rubriek “Vraag en Antwoord”. Een tijd lang werd er online ook fier geafficheerd hoeveel vragen er inmiddels al behandeld waren en de getallen waren zonder meer indrukwekkend.

Ook de In-de-Kijkers waren vaak zeer de moeite waard en ik herinner mij dat ik in die periode vaak uitkeek naar het verschijnen van een nieuwe IdK. Ik denk dat heel wat leerkrachten er zo over dachten.

Maar de feestvreugde is helaas niet blijven duren. Op een bijeenkomst hoorde ik van een collega dat er intussen niet veel volk meer gaat kijken op Thomas. “Alleen nog de vieringen”, die hebben zeker nog aftrek, “maar de rest…”. Ik schrok daar wel van, maar later vroeg ik aan andere collega’s die ik toevallig zag, of ze nog vaak naar Thomas gingen kijken, en de reacties waren opvallend negatief.

Ik heb mij afgevraagd waarom het zo gegaan is. En ik denk dat het er mee is, zoals wanneer je je hemd verkeerd dichtknoopt. Iedereen heeft het meteen gezien, maar jij zelf hebt niks in de gaten, vaak tot je aan het laatste knoopje toe bent. (En dan nog!) Het enige wat je dan, met een zucht, kan doen, is: opnieuw beginnen. Als het begin niet goed is, dan komt het daarna – vaak – ook niet meer goed.

Het concept van Thomas zat volgens mij van bij het begin niet goed. Ik wil op twee vergissingen dieper ingaan, waarvan ik vermoed dat ze de diepere redenen zijn voor de malaise. Want dat kan iedereen merken: Thomas is niet goed bezig en de laatste tijd wordt het zelfs meelijwekkend. Als je tenminste kijkt naar de core business van de site. De randverschijnselen floreren zeker wel nog: de nieuwsberichten, de quotes en de gebedjes, en de vieringen vinden nog altijd aftrek – maar dat zei ik al. De gemiddelde godsdienstleraar heeft – volgens mij – niet veel meer aan Thomas.

De bloei van FaceBook, YouTube, KlasCement en Het Archief voor Onderwijs heeft zeker een rol gespeeld. Voor heel veel inhoud en dienstverlening hebben wij Thomas niet meer nodig. Maar de tekorten van Thomas zelf hebben naar mijn mening, veel meer meegespeeld in de teloorgang:

EEN – De kloof met het werkveld

De ‘A.S.’ in Thomas beloofde Actieve Samenwerking. Daar is nauwelijks iets van in huis gekomen. Uiteraard was er samenwerking met de studenten Religiestudies en Theologie, maar met ons, de leraren RKG, was die er niet of nauwelijks. Ik geef aan waarom ik die boude uitspraak doe:

  • Natuurlijk kan je dingen aanbrengen op Thomas, maar je moet wachten en kijken of jouw bijdrage wordt ‘gevalideerd’. Komaan zeg, wat voor een werkwijze is dat? Dit ruikt toch echt naar censuur. En soms was het dat ook werkelijk, zoals ik zelf meerdere keren heb ervaren. Waarom vertrouwt Thomas zijn mensen niet? Als ik op KlasCement iets post, dan staat het daar ook. Thomas moet zelfs een vraag in de rubriek “Vraag en Antwoord” valideren. Ik vind dat niet normaal.
  • Er is geen forum. Bij een meeting in het Maria-Theresia College heb ik de mensen van Thomas, onder wie prof. Pollefeyt, ooit persoonlijk aangeraden om toch in ieder geval een forum op te nemen. Ik moest toen uitleggen wat dat was, een forum. Terwijl elke hengelclub en zelfs de Bende van Nijvel een forum hebben op internet. De leraren kunnen niet met elkaar in contact komen, terwijl dat toch essentieel is, dacht ik. Het ontbreken van een online ontmoetingsruimte vind ik dus een zwaar gebrek.
  • De ‘Communities’ komen misschien een beetje in de buurt van een forum, maar dan met een slakkengangetje en ook weer ‘na validatie’. Ik vraag mij af of er hier of daar nog een community werkelijk actief is. Terwijl er in de loop der jaren tientallen, zoniet honderden zijn aangemaakt.

TWEE – Het begin was niet goed

Het tweede grote euvel van Thomas is een gevolg en een deel van de onbekendheid met het veld. De visie op godsdienstonderwijs is van bij het begin dat het een “hermeneutisch-communicatief[^Hermeneutisch-communicatief godsdienstonderwijs is godsdienstonderwijs waarin interpretatie(s) van de werkelijkheid, meer bepaald interpretatie(s) van (a) het eigen bestaan, (b) van de levensbeschouwelijke (in het bijzonder christelijke) traditie(s) en (c) van onze actuele leefwereld in dialoog met elkaar gebracht …] proces” is. Quod non. Ik herinner mij dat ik toch even moest slikken toen ik het voor de eerste keer hoorde, en nadien heeft het mij (en heel veel collega’s) ongeveer tien jaar gekost om het ongeveer helemaal te begrijpen. Dat kan aan ons liggen, natuurlijk. Theoretisch klinkt het mooi, maar in de praktijk is het in de meeste gevallen gewoon niet te doen. En al helemaal niet bij jongere leerlingen, die nog niet de intellectuele en communicatieve vaardigheden hebben om er ook maar aan te beginnen. Leerlingen van pakweg 15 jaar gaan heus niet ‘hermeneutisch’ bezig zijn met teksten en onder elkaar. Die kinderen verdienen eigenlijk om goed les te krijgen. Natuurlijk zullen er momenten zijn in een goede les met Directe Instructie + Feedback (de visie op onderwijs die ikzelf en de overgrote meerderheid van leraren aanhangen) die je hermeneutisch kan noemen, maar je kan hermeneutiek echt niet het centrale concept van een heel onderwijsproces maken. Dat is pure fantasie van achter een studietafel. Ja, in de Yeshiva of in het boeddhistische klooster, met studenten die vooraf 7 jaar les hebben gekregen, waarbij zij zelf geen woord hebben mogen uitbrengen. Ja, daar.
Maar niet in een lesgroep van 28 pubers van 14. Daar heb je orde en rust nodig en een leerproces met een gemiddeld moeilijke leerinhoud die voldoende uitdagend is, maar net niet ontmoedigend. Dat bereik je door veel aandacht te besteden aan de beginsituatie (wat kennen en kunnen de leerlingen al) en door goede leerdoelen te stellen, die je dan met DI+ – met hand en tand – uitlegt, voordoet en inoefent. Dat is onderwijs: het lijkt gemakkelijk, maar dat is het niet.
Ik laat me hier even gaan, maar dat is een bijwerking van een diep gevoelde frustratie over onrealistische verwachtingen en de onmogelijkheid om daaraan te voldoen.
En om het even over de leerinhoud te hebben, want ‘content is everything’: die moet je systematisch aanbrengen. En dan bedoel ik dat het geen pas heeft om ’topical’ te werken in het onderwijs: dat zorgt alleen maar voor verwarring. Dus geen ‘Terreinen’ alstublieft, maar gewoon thema’s en lesonderwerpen. Iedereen in het onderwijs weet dat je vooral structuur moet aanbieden en niet steeds van de hak op de tak moet springen. Maar kijk naar de boeken die nu op de markt zijn voor het godsdienstonderwijs: de klacht – en die komt niet in eerste instantie van mij, maar ik sluit er wel bij aan – is dat ze “weinig diepgang hebben”. Als je dat hoort zeggen, en bij mij was dat bij een Zoom-sessie van de inspectie RKG, dan val je toch van je stoel? Leerboeken godsdienst zijn nu oppervlakkig en missen diepgang. Laat het even doordringen.
Maar wat wil je ook: die boeken volgen netjes het leerplan, dat nu als een legpuzzel is opgevat met telkens drie stukjes die je zelf als leraar bij elkaar mag passen: de leerling, de traditie en ‘de context’. Die stukjes zijn gelukkig nu wel genummerd, wat op zich een verbetering is op de bolletjes van vroeger, maar als je even rekent, dan weet je op voorhand dat het allemaal heel snel zal moeten gaan. Wat ook is opgemerkt op een presentatie van het Geactualiseerde Leerplan, door weer een andere collega. Waarop onze inspecteur zei dat “je zo niet moet tellen”. Ja, met een eigen manier van tellen is natuurlijk heel veel mogelijk.

Met een bijstelling van Thomas gaan we het tij echt niet kunnen keren. Het begin was niet goed en de kloof tussen Thomas en het veld is te groot.

Dus bedank ik beleefd voor de uitnodiging. Een ‘resonantiegroep’ die, volgens de woordenboekbetekenis alleen maar mag mee-klinken met de nieuwe geluiden, zal ook deze keer niet de stem hebben die het werkveld toch echt wel verdient.

Met vriendelijke groet,

Kurt

Of het leuk is om op je nummer gezet te worden? Neen

Sinds een tijd hebben de collega’s RKG een mandaatnummer. Dat is de geijkte term. Een ‘mandaat‘, O.K., dat is geen probleem: er moet een wettelijke basis zijn voor het mogen geven van het vak Rooms-Katholieke godsdienst.

Maar de aandacht zo trekken op het volgnummer dat je mandaat heeft, voelt toch wat onprettig aan. Alsof ik inderdaad gereduceerd word tot een nummer. Ik had al de reflex om het mij toegekende nummer maar meteen op mijn voorarm te laten tatoeëren. Als statement. Maar ik hou niet zo van naalden.

De tendens tot steeds meer sturing en controle, met de betutteling die daar mee gepaard gaat, steekt schril af tegen wat het #godsdienstonderwijs zou moeten zijn: jonge mensen wapenen tegen onderdrukkende structuren van markt en marketing die mensen in het keurslijf van afnemer en gebruiker wil persen. Vrije, blije en joviale mensen die vertrouwen hebben in zichzelf en kritisch ook vertrouwen durven stellen in de anderen en het leven zelf, wie weet ook in god. Is dat wat ik wil doen? Het lijkt er op. Maar het spoort niet met het hanteren van nummers in plaats van namen – en dus nummer ik mijn leerlingen niet.

Leraars worden naar willekeur inzetbaren leerkrachten. Leerlingen en hun ouders worden klanten en alles wat op school aangeboden worden, is een product met een merk, handig verkocht door slijmige managers en lepe leiders, die van achter hun PC de digitale teugels steeds beter weten te hanteren.

Eindelijk 18. Time to wise up.

Thomas wordt 18 en wordt nog uitgebreid met een luik volwassenencathechese. Tijd voor een feestje voor iedereen die de site een warm hart toedraagt. En ook een goed moment voor een terugblik.

Thomas zou, in de eerste jaren van de 21e eeuw een platform worden voor uitwisseling van ideeën en materiaal tussen godsdienstleerkrachten. Dat materiaal is er gekomen, met een indrukwekkende reeks “In de kijkers”, met telkens een uitgebreide behandeling van een bepaald onderwerp. Het nieuwe leerplan wordt er telkens bij uitgeplozen om alle raakpunten te vinden, zodat je precies kon zien waar je het materiaal in kan zetten. Met wat rekbare goede wil lukt dat bijna altijd in om het even welk leerjaar. Dan begint het pas: ook als je doorscrollt naar de didactische suggesties, vind je helaas bijna nooit materiaal waar je mee naar de klas kan gaan. En dat was niet toevallig een keer: de inhoud op Thomas blijkt heel moeilijk in te zetten in het reële lesgebeuren. Met als gevolg dat je als potentiële gebruiker vroeg of laat afhaakt. Wie in de PAG van de school actief is, kon wel vlot gebruik maken van de vieringen die je ook op Thomas kan vinden. De 4-ingen (sic) werden de sterkhouder van de site.

Een platform voor uitwisseling en ontmoeting is Thomas helaas niet geworden. Een forum is er nooit gekomen. Wat daar nog het meest bij in de buurt kwam, zijn de Communities, waar er heel veel van zijn opgestart, vaak bij een van de vele bijscholingen. Een succes zijn die communities niet te noemen. De rubriek “Vraag en antwoord”, die helemaal in het begin nog wel potentieel leek te hebben, verloor ook aan schwung. De laatste jaren komt er nauwelijks nog een vraag, laat staan een antwoord op een vraag.

Probleem is de moeizame werkwijze: alles wat op Thomas verschijnt, moet eerst een soort ‘nihil obstat’ krijgen van de beheerder, wat de hele procedure natuurlijk heel stroperig maakt. Het lijkt er op, dat een vrije uitwisseling van ideeën en meningen voor de verantwoordelijken toch iets te ver gaat. Er is bitter weinig vertrouwen in de gebruikers. Want dat zijn de godsdienstleraren voor Thomas: gebruikers. Geen partners.

En daar ligt de moeilijke knoop: hoe kan je ijveren voor openheid en vrijheid, als je platform top-down wordt aangestuurd en nauwelijks voeling heeft met de brede basis? En allengs wordt de controle strikter: na een eerste versie van een online schoolagenda is het nu de bedoeling om a la minute online inzage te krijgen in het precieze doen en laten van alle godsdienstleraren in het veld. Een griezelige gedachte.

Zal een Thomas van 18+ volwassener worden, meer open en democratisch? Ik denk het niet. Als ik merk dat de mensen die nu over de toekomst van Thomas nadenken en discussiëren, ook na bijna twee decennia nog altijd willen werken met een ‘resonantiegroep’, dan zakt mijn hoop onder nul. Zulke resonantiegroepen waren het indertijd blijkbaar ook roerend eens met de nieuwe leerplannen. Wat kan een resonantiegroep ook anders doen dan resoneren? De inleidingen waren lang en het knikkebollen van de resonerenden werd maar al te gretig geïnterpreteerd als volmondige instemming.

Het was rond de eeuwwisseling dan ook een koortsige tijd. Alles zou – weer eens – hélemààl gaan veranderen. We moesten ons voorbereiden op superdiversiteit – die er gekomen is, trouwens – en leerinhouden zouden sowieso onder de vingertoppen voortdurend opvraagbaar zijn. Dus leerstof was meteen overbodig en oubollig en alles werd ingezet op skills, op de ‘vaardigheden’. En je moest bijvoorbeeld ook rekening houden met leerstijlen, iets waar letterlijk niemand vandaag nog van gelooft dat ze werkelijk bestaan. Behalve natuurlijk de theoretische onderwijskundigen achter hun bureaus, maar dat is een aparte sectaire beweging, totaal los van de realiteit van een levendige klas.

De lessen zouden er op gericht moeten zijn, om hermeneutische knooppunten te ontdekken en die vervolgens op de een of andere manier te ontwarren. Maar dat is niet wat scholieren doen, natuurlijk. Die willen best iets leren in de les. Maar dat was dus niet meer de bedoeling. De hele vernieuwing ging dus moeizaam en bleek vaak een kluwen van onbegrip, waar het ontwarren altijd iets had van overdonderen met betweterij, verpakt in hermetische terminologie om de gewone gebruiker beduusd achter te laten met een gevoel van minderwaardigheid.

De nieuwe leerplannen, met korte zinnetjes achter bolletjes, zonder context en de licht hilarische IDK’s op Thomas, hebben geresulteerd in een generatie van Vlamingen die geen systematische kennis meer heeft kunnen opdoen over godsdienst. Enkele straatinterviews en De Slimste Mens hebben dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Niemand weet nog een bal van religie, zodat – geheel terecht – de vraag gesteld kan worden of die godsdienstlessen nog wel betaald moeten worden met gemeenschapsgeld. Maar dat kwaad is nu geschied. Een open discussieplatform op het internet had hier eerder al voor kunnen waarschuwen. Nu is een extreme ontscholingstheorie die alle heil in dialoog en hermeneutiek zag, niet (tijdig) gecorrigeerd. Niet in het minst omdat het min of meer een decade heeft geduurd eer iedereen begrepen had dat die hermeneutische knooppunten alleen maar de aandacht moesten afleiden van een inhoudelijk vacuüm, weliswaar opgeleukt met tig cartoons, aforismen, liedjes en afbeeldingen. Duizelingwekkend postmodern allemaal, maar uiteindelijk stonden we daar, dolgedraaid en overdonderd, met lege handen. En dat is misschien nog niet zo erg, maar onze leerlingen konden intussen ook niets meenemen – en dat vind ik wel erg.

In die 18 jaar van Thomas had dus veel meer moeten gebeuren en hadden meer stemmen gehoord moeten worden. De Thomas totaaloplossing voor het godsdienstonderwijs was niet zaligmakend en er is volgens mij dus ook geen reden voor een vrolijk feestje.

Tijd om drastisch bij te sturen of, beter nog: tijd om uit te kijken naar een andere aanbieder die werk wil maken van wat ik noem: de normalisering van het godsdienstonderwijs.

De levensbeschouwelijke vakken in corona-tijden

De draaiboeken voor de opstart van de scholen in september zijn er. Iedereen weet dat er vier schooldagen zullen zijn voor iedereen. De woensdag is lesvrij. Dat het bestaande systeem met lesbubbels behouden blijft. lijkt ook het geval te zijn. Nieuw zijn de kleurcodes, met gepaste maatregels voor elk niveau van risico.

De levensbeschouwelijke vakken doorbreken de gewone klassen. Dat is een probleem, omdat de bubbels niet met elkaar in contact mogen komen. Hoe moet je dan de levensbeschouwelijke vakken gaan organiseren?

Het draaiboek vraagt dat in de levensbeschouwelijke vakken in de mate van het mogelijke de leerdoelen zouden worden bereikt. Dat kan je op heel verschillende manieren interpreteren: het kan bijvoorbeeld betekenen: “alle leerdoelen realiseren kan niet, maar dat hoeft dan ook niet”. Zijn die vakken dan bij uitstek geschikt om de lesvrije woensdag in te vullen? Het is zo maar een idee.

Het gebruik van vaklokalen is ook niet evident: de lesbubbels moeten wellicht in hetzelfde lokaal blijven, met leraren die op bezoek komen. Achter een kuchscherm en met een mondmasker.

Het zal mij benieuwen wat er beslist wordt. Het wordt in ieder geval interessant en waarschijnlijk ook een beetje ingewikkeld.