Sinds een tijd hebben de collega’s RKG een mandaatnummer. Dat is de geijkte term. Een ‘mandaat‘, O.K., dat is geen probleem: er moet een wettelijke basis zijn voor het mogen geven van het vak Rooms-Katholieke godsdienst.
Maar de aandacht zo trekken op het volgnummer dat je mandaat heeft, voelt toch wat onprettig aan. Alsof ik inderdaad gereduceerd word tot een nummer. Ik had al de reflex om het mij toegekende nummer maar meteen op mijn voorarm te laten tatoeëren. Als statement. Maar ik hou niet zo van naalden.
De tendens tot steeds meer sturing en controle, met de betutteling die daar mee gepaard gaat, steekt schril af tegen wat het #godsdienstonderwijs zou moeten zijn: jonge mensen wapenen tegen onderdrukkende structuren van markt en marketing die mensen in het keurslijf van afnemer en gebruiker wil persen. Vrije, blije en joviale mensen die vertrouwen hebben in zichzelf en kritisch ook vertrouwen durven stellen in de anderen en het leven zelf, wie weet ook in god. Is dat wat ik wil doen? Het lijkt er op. Maar het spoort niet met het hanteren van nummers in plaats van namen – en dus nummer ik mijn leerlingen niet.
Leraars worden naar willekeur inzetbaren leerkrachten. Leerlingen en hun ouders worden klanten en alles wat op school aangeboden worden, is een product met een merk, handig verkocht door slijmige managers en lepe leiders, die van achter hun PC de digitale teugels steeds beter weten te hanteren.