Als de minister van onderwijs de inspectie voor de levensbeschouwelijke vakken wil versterken, bedoelt hij dan de inspecteurs van de erkende instanties, of gaat het om een neutrale inspectie door het ministerie zelf? Dat was een van de vragen die overeind bleven na het lezen van het artikel van Catherine Vuylsteke in de Knack van 28.10.2020.
De druk om meer controle te krijgen op de levensbeschouwelijke vakken wordt steeds groter. Zes lestijden interlevensbeschouwelijke dialoog, met de leerlingen van de verschillende levensbeschouwingen samen, is al niet meer genoeg. De inhoud van de rest van de lestijden moet ook OK zijn. En dat is geen loze verzuchting, als je kijkt naar het enorme aantal leraren die geen vereist diploma kunnen voorleggen. En als je kijkt wat voor leerstof bepaalde kinderen op de schoolbank hebben liggen.
Maar er is ook druk vanuit de klas in de omgekeerde richting: ook goed opgeleide leraren geven aan dat zij hun leerlingen niet al te zeer tegen de haren in willen strijken. Lazhar Hilmi, docent van toekomstige leraren islam, vindt het bijvoorbeeld te ver gaan om de leerlingen er op te wijzen dat de koran niet eist dat vrouwen gesluierd moeten zijn. Waarom dat te ver gaat? Eenvoudig, omdat veel van die leerlingen en hun ouders geloven dat het wel zo in de koran staat.
Ook de hoog opgeleide leraar RKG, Jeff Spiessens, geeft aan dat de leraar godsdienst de conservatieve katholieke leerlingen in de klas – die bijvoorbeeld uit Polen komen – ook niet voor het hoofd wil stoten en dan ook maar kiest voor meer behoudsgezinde leerstof.
Zelf had ik altijd het gevoel dat lesinhoud altijd ‘fact-based’ moet zijn – dat je niet om het even wat kan verkondigen als waarheid. Als ik in contact kom met collega’s die humorloos en doodernstig overtuigd zijn van wat zij menen te weten, dan ga ik toch ook anders denken over die (inter)levensbeschouwelijke dialoog.
Het lijkt er op, dat we met de levensbeschouweljke vakken voorlopig nog wel een tijdje blijven schipperen: we willen de predikanten aan boord houden, want dan is er tenminste enige controle. Maar anderzijds zijn we ook niet klaar voor de gruwel van een “staatspedagogie”.
Met het opvoeren van de inspectie en het doen onderschrijven van liberale principes, is het nochtans in die richting dat we met Ben Weyts een grote stap gaan zetten.