Bij het ontstaan van Thomas, zo herinner is mij, was ik heel enthousiast. In die tijd hadden leraren van de andere schoolvakken volgens mij geen eigen site op het internet en zeker niet zo’n mooie.
Zoals u weet, is de naam ‘Thomas’ ook een letterwoord. Volgens mij staat het voor “Theologie, onderwijs, media en actieve samenwerking. En het concept sloeg aan. In het begin werden er door de gebruikers, de godsdienstleraren dus, nog veel vragen gesteld in de rubriek “Vraag en Antwoord”. Een tijd lang werd er online ook fier geafficheerd hoeveel vragen er inmiddels al behandeld waren en de getallen waren zonder meer indrukwekkend.
Ook de In-de-Kijkers waren vaak zeer de moeite waard en ik herinner mij dat ik in die periode vaak uitkeek naar het verschijnen van een nieuwe IdK. Ik denk dat heel wat leerkrachten er zo over dachten.
Maar de feestvreugde is helaas niet blijven duren. Op een bijeenkomst hoorde ik van een collega dat er intussen niet veel volk meer gaat kijken op Thomas. “Alleen nog de vieringen”, die hebben zeker nog aftrek, “maar de rest…”. Ik schrok daar wel van, maar later vroeg ik aan andere collega’s die ik toevallig zag, of ze nog vaak naar Thomas gingen kijken, en de reacties waren opvallend negatief.
Ik heb mij afgevraagd waarom het zo gegaan is. En ik denk dat het er mee is, zoals wanneer je je hemd verkeerd dichtknoopt. Iedereen heeft het meteen gezien, maar jij zelf hebt niks in de gaten, vaak tot je aan het laatste knoopje toe bent. (En dan nog!) Het enige wat je dan, met een zucht, kan doen, is: opnieuw beginnen. Als het begin niet goed is, dan komt het daarna – vaak – ook niet meer goed.
Het concept van Thomas zat volgens mij van bij het begin niet goed. Ik wil op twee vergissingen dieper ingaan, waarvan ik vermoed dat ze de diepere redenen zijn voor de malaise. Want dat kan iedereen merken: Thomas is niet goed bezig en de laatste tijd wordt het zelfs meelijwekkend. Als je tenminste kijkt naar de core business van de site. De randverschijnselen floreren zeker wel nog: de nieuwsberichten, de quotes en de gebedjes, en de vieringen vinden nog altijd aftrek – maar dat zei ik al. De gemiddelde godsdienstleraar heeft – volgens mij – niet veel meer aan Thomas.
De bloei van FaceBook, YouTube, KlasCement en Het Archief voor Onderwijs heeft zeker een rol gespeeld. Voor heel veel inhoud en dienstverlening hebben wij Thomas niet meer nodig. Maar de tekorten van Thomas zelf hebben naar mijn mening, veel meer meegespeeld in de teloorgang:
EEN – De kloof met het werkveld
De ‘A.S.’ in Thomas beloofde Actieve Samenwerking. Daar is nauwelijks iets van in huis gekomen. Uiteraard was er samenwerking met de studenten Religiestudies en Theologie, maar met ons, de leraren RKG, was die er niet of nauwelijks. Ik geef aan waarom ik die boude uitspraak doe:
- Natuurlijk kan je dingen aanbrengen op Thomas, maar je moet wachten en kijken of jouw bijdrage wordt ‘gevalideerd’. Komaan zeg, wat voor een werkwijze is dat? Dit ruikt toch echt naar censuur. En soms was het dat ook werkelijk, zoals ik zelf meerdere keren heb ervaren. Waarom vertrouwt Thomas zijn mensen niet? Als ik op KlasCement iets post, dan staat het daar ook. Thomas moet zelfs een vraag in de rubriek “Vraag en Antwoord” valideren. Ik vind dat niet normaal.
- Er is geen forum. Bij een meeting in het Maria-Theresia College heb ik de mensen van Thomas, onder wie prof. Pollefeyt, ooit persoonlijk aangeraden om toch in ieder geval een forum op te nemen. Ik moest toen uitleggen wat dat was, een forum. Terwijl elke hengelclub en zelfs de Bende van Nijvel een forum hebben op internet. De leraren kunnen niet met elkaar in contact komen, terwijl dat toch essentieel is, dacht ik. Het ontbreken van een online ontmoetingsruimte vind ik dus een zwaar gebrek.
- De ‘Communities’ komen misschien een beetje in de buurt van een forum, maar dan met een slakkengangetje en ook weer ‘na validatie’. Ik vraag mij af of er hier of daar nog een community werkelijk actief is. Terwijl er in de loop der jaren tientallen, zoniet honderden zijn aangemaakt.
TWEE – Het begin was niet goed
Het tweede grote euvel van Thomas is een gevolg en een deel van de onbekendheid met het veld. De visie op godsdienstonderwijs is van bij het begin dat het een “hermeneutisch-communicatief[^Hermeneutisch-communicatief godsdienstonderwijs is godsdienstonderwijs waarin interpretatie(s) van de werkelijkheid, meer bepaald interpretatie(s) van (a) het eigen bestaan, (b) van de levensbeschouwelijke (in het bijzonder christelijke) traditie(s) en (c) van onze actuele leefwereld in dialoog met elkaar gebracht …] proces” is. Quod non. Ik herinner mij dat ik toch even moest slikken toen ik het voor de eerste keer hoorde, en nadien heeft het mij (en heel veel collega’s) ongeveer tien jaar gekost om het ongeveer helemaal te begrijpen. Dat kan aan ons liggen, natuurlijk. Theoretisch klinkt het mooi, maar in de praktijk is het in de meeste gevallen gewoon niet te doen. En al helemaal niet bij jongere leerlingen, die nog niet de intellectuele en communicatieve vaardigheden hebben om er ook maar aan te beginnen. Leerlingen van pakweg 15 jaar gaan heus niet ‘hermeneutisch’ bezig zijn met teksten en onder elkaar. Die kinderen verdienen eigenlijk om goed les te krijgen. Natuurlijk zullen er momenten zijn in een goede les met Directe Instructie + Feedback (de visie op onderwijs die ikzelf en de overgrote meerderheid van leraren aanhangen) die je hermeneutisch kan noemen, maar je kan hermeneutiek echt niet het centrale concept van een heel onderwijsproces maken. Dat is pure fantasie van achter een studietafel. Ja, in de Yeshiva of in het boeddhistische klooster, met studenten die vooraf 7 jaar les hebben gekregen, waarbij zij zelf geen woord hebben mogen uitbrengen. Ja, daar.
Maar niet in een lesgroep van 28 pubers van 14. Daar heb je orde en rust nodig en een leerproces met een gemiddeld moeilijke leerinhoud die voldoende uitdagend is, maar net niet ontmoedigend. Dat bereik je door veel aandacht te besteden aan de beginsituatie (wat kennen en kunnen de leerlingen al) en door goede leerdoelen te stellen, die je dan met DI+ – met hand en tand – uitlegt, voordoet en inoefent. Dat is onderwijs: het lijkt gemakkelijk, maar dat is het niet.
Ik laat me hier even gaan, maar dat is een bijwerking van een diep gevoelde frustratie over onrealistische verwachtingen en de onmogelijkheid om daaraan te voldoen.
En om het even over de leerinhoud te hebben, want ‘content is everything’: die moet je systematisch aanbrengen. En dan bedoel ik dat het geen pas heeft om ’topical’ te werken in het onderwijs: dat zorgt alleen maar voor verwarring. Dus geen ‘Terreinen’ alstublieft, maar gewoon thema’s en lesonderwerpen. Iedereen in het onderwijs weet dat je vooral structuur moet aanbieden en niet steeds van de hak op de tak moet springen. Maar kijk naar de boeken die nu op de markt zijn voor het godsdienstonderwijs: de klacht – en die komt niet in eerste instantie van mij, maar ik sluit er wel bij aan – is dat ze “weinig diepgang hebben”. Als je dat hoort zeggen, en bij mij was dat bij een Zoom-sessie van de inspectie RKG, dan val je toch van je stoel? Leerboeken godsdienst zijn nu oppervlakkig en missen diepgang. Laat het even doordringen.
Maar wat wil je ook: die boeken volgen netjes het leerplan, dat nu als een legpuzzel is opgevat met telkens drie stukjes die je zelf als leraar bij elkaar mag passen: de leerling, de traditie en ‘de context’. Die stukjes zijn gelukkig nu wel genummerd, wat op zich een verbetering is op de bolletjes van vroeger, maar als je even rekent, dan weet je op voorhand dat het allemaal heel snel zal moeten gaan. Wat ook is opgemerkt op een presentatie van het Geactualiseerde Leerplan, door weer een andere collega. Waarop onze inspecteur zei dat “je zo niet moet tellen”. Ja, met een eigen manier van tellen is natuurlijk heel veel mogelijk.
Met een bijstelling van Thomas gaan we het tij echt niet kunnen keren. Het begin was niet goed en de kloof tussen Thomas en het veld is te groot.
Dus bedank ik beleefd voor de uitnodiging. Een ‘resonantiegroep’ die, volgens de woordenboekbetekenis alleen maar mag mee-klinken met de nieuwe geluiden, zal ook deze keer niet de stem hebben die het werkveld toch echt wel verdient.
Met vriendelijke groet,
Kurt