Het geactualiseerde leerplan was in de etalage van Thomas niet zo’n erg lange tijd gegund. Nu eist er daar een zoveelste vernieuwing onze aandacht op: de rubrics. Waar dat vandaan komt en waar het heen moet: lees het hier.
Het gaat dus weer eens over het grote pijnpunt: evalueren. Na bijsluiters en andere ingewikkelde constructies, met een dobbelsteen en zo, is er nu dus de methode met rubrics, rubrieken dus. Die methode werd vooral toegepast voor het beoordelen van web quests. Met de proliferatie van het internet gingen de theoretici rond de eeuwwiseling steeds luider toeteren dat vanaf nu het onderwijs niet meer hoefde te gaan over kennisoverdracht, maar dat het allemaal draaide rond de nieuwe skills, die de nieuwe generatie nodig had om de informatie, die nu toch maar een paar kliks verwijderd waren, naar boven te halen.
De eerste, achteraf gezien nogal naïeve manier om de scholieren die nieuwe competenties bij te brengen, was de webquest. De opdracht was meestal vrij eenvoudig: het opzoeken en bijeenbrengen van allerhande informatie op het wereldwijde web. Bij mijn eigen kinderen heb ik kunnen zien hoe dat in de praktijk soms gebeurde: de scholier surft naar een (bijna) willekeurige pagina die met het onderwerp te maken had, knipte daar een plaatje en wat tekstregels uit, en die data werden dan vrolijk in een tekstverwerker gepleurd. Dan nog een beetje tweaken aan de lay-out en alles naar de printer peren. Vaak werd niet eens alles gelezen. De cijfers waren altijd verbluffend. Ik heb nog meegemaakt hoe mijn dochter op een schooldag om 7.45 uur een gemist berichtje van een vriendje open deed, waarin om hulp gevraagd werd voor een ICT-opdracht over een of andere componist. De huiscomputer – dat had je nog in die tijd – werd aangeflikkerd en nog voor de klok van 8 uur liep de opdracht uit de printer. Het resultaat? Een tien om te zien.
Dus daar kwamen die rubrics goed van pas: om toch een beetje de schijn op te houden dat er wel nog didactisch zoden aan de dijk werden gebracht, moesten de webquestjes nu voldoen aan een aantal criteria, mooi in een grid van ‘rubrieken’ voor iedereen te raadplegen. Dat ook de leerling de rubrieken kent, is een sterk punt van het systeem: op die manier wordt de evaluatie transparant. Gedaan met de holistische natte vinger en het buikgevoel: voortaan zou de toegekende quotering stevig gestoeld zijn op duidelijke maatstaven. Was het maar waar!
Een van de problemen met de rubrics is de verdeling van de scores. De leraar stelt vast, dat wanneer de gescoorde rubrics bij elkaar worden gevoegd, het resultaat vaak erg afwijkt van wat je aan een taak zou geven, als je geen rubrics zou gebruiken. En dat is heel normaal. Als je een werk globaal (holistisch) beoordeelt (toegegeven: subjectiviteit is hier aanwezig), dan laat je een minder aspect compenseren door een sterkere kant. En omgekeerd. Je denkt dan bij jezelf bijvoorbeeld: “de leerling heeft het goed begrepen en de essentie gevat – maar zij verwoordt het op een krakkemikkige manier. Ik zou een 9 geven voor de inhoud, maar voor de stijl, die wat minder is dan ik verwacht, trek ik een half puntje af”. Zo gaat het ongeveer.
Maar zo werken rubrics niet. Als je er niet heel veel aandacht aan besteedt, en je rubrics dus al 100 keer hebt aangepast sinds het weekend, dan komen er heel onaangename resultaten uit. Cijfers die juist geen weergave zijn van de kwaliteit van een ingediende taak.
Pas op: ik zeg dus niet dat rubrics altijd een slecht resultaat opleveren. Dat doen ze niet. Maar wat ik wil aankaarten is, dat het een onnatuurlijke manier van evalueren is. En vooral: dat je die rubrics niet nodig hebt. Waarom niet?
Omdat de vooronderstelling niet juist is: onderwijs draait niet alleen om competenties. Ook niet in het beroeps- en het technisch onderwijs. In de hoogtechnologische wereld waarin wij leven, is het kunnen (‘hoe het goed te doen’) eigenlijk minder belangrijk dat het inzicht in wat er gebeurt en waarom dat zo is. Nu kan je dat ook een ‘competentie’ noemen en dan zijn we weg voor een semantische discussie. Eigenlijk ontwikkel je die skills vaak ook incidenteel. Wie tot mijn leeftijdsgroep behoort, heeft op school nooit leren werken met een muis en een PC. Die dingen bestonden toen nog niet. Dat je zou denken dat de kinderen die nu met die technologie opgroeien, daar speciaal voor getraind moeten worden, is eigenlijk een affront voor wie het ook zonder formele training prima onder de knie heeft gekregen. Jongeren leren die skills nu ook gewoon nog terloops. Dat is mijn punt.
In het vak godsdienst zijn we heel ver meegegaan in het ontscholingsproject. En ook vandaag nog hoor je mensen beweren dat het in het godsdienstonderwijs niet zozeer gaat over kennisinhouden, maar over het verwerven van attitudes en waardering voor… Tja, echt specifiek wordt het dan natuurlijk nooit.
Is het een afleider? Is er een olifant in de kamer? Is het schuwen van leerinhoud in het godsdienstonderwijs ook nog door iets anders ingegeven? Stof (!) voor verder onderzoek.
Dat het niet eeuwig door kon gaan met de Sister Act-benadering, was al langer duidelijk. Maar oude gewoonten slijten niet snel. En daar plaats ik de poging om met rubrics nog eens de nadruk te (ver-)leggen naar de vaardigheden.
Terwijl je ook gewoon les kunt geven.
N.B.: Waarom ik het godsdienstonderwijs met de Sister Act-films in verband breng, is stof voor een volgende bijdrage.