Eind maart werd zijdelings mijn hulp ingeroepen voor het opleuken van de Italiëreis van de laatstejaars. Door de wereldwijde corona-crisis heeft die reis een tijd niet plaats kunnen vinden, maar nu kan het weer. En we gaan ervoor.
De verwachtingen voor deze uitgave van de traditionele schoolreis zijn dus hooggespannen. Ooit was de reis vooral een onderdompeling van de Vlaamse jeugd in de pracht en praal van de Rooms-katholieke Kerk, met als hoogtepunten bezoekjes aan de Vaticaanse musea, het Sint-Pietersplein en de monumentale Sint Pietersbasiliek, en met de obligate deelname aan een Vaticaanse eucharistieviering op zondag. Dat allemaal om vooral de nog piepjonge mannen te imponeren met de uitbundige barokke uiterlijkheden van het Rijke Roomse Leven, in de stille hoop dat hier en daar een licht beïnvloedbare jongeman op die “Romereis” het idee zou opdoen om zich te comitteren aan deze Grote Club met het zo indrukwekkende decorum.
Menig jongmens zou zich jaren later, in een klam appartement van de gemeente, nog de prachtige reis herinneren, waarin het prille geloof al vaste grond leek aan te nemen. Terwijl intussen op de draaiende glasplaat de microgolfmaaltijd-voor-een-persoon zoemend aan het opwarmen is. Smakelijk eten.
Maar terug naar Rome, waar het jonge volkje, moe van de blitzbezoeken aan de ene na de andere kerk, plots ’s avonds, bij de wandeling naar de Trevifontein en de Spaanse Trappen, geheel onverwacht, de andere ‘groep’ uit de eigen stad, maar van De Andere School, tegen het lijf zou lopen. Er moet daar informatie uitgewisseld zijn over hoe en waar, want op de een of andere manier was bij ons, de jongens, geweten dat de meisjes van de ‘Benedictinnen’ in het klooster van de Spaanse Zusters zouden overnachten. Na het avondmaal en de dagsluiting kostte het weinig aanmoediging om onze busschauffeur zo ver te krijgen, dat hij ons tot in de buurt van die maagdenburcht zou vervoeren. Het laatste eind zouden wij te voet moeten doen, maar die paar honderd meter konden er nu ook nog wel bij.
Daar, in die donkere Romeinse steeg, liep het al vlug uit de hand. Daar stonden we dan met testosterongedreven durf om de meisjes naar de ramen van hun kloosterburcht te lokken met geroep – vermoed ik – en – tot mijn niet geringe verbazing – met onmiddellijk succes. De jonge deernen, sommige van hen in bepaalde staten van ontkleding, kwamen zich inderdaad maar al te graag vertonen en ik zag gordijnen bewegen en ik hoorde schril geroep en veel gekir, maar veel meer gebeurde er in die steeg ook niet.
Achteraf leek het op een nogal rumoerige uitvoering van een slechte balkonscène met veel te veel figuranten, waaronder ikzelf. Het hoogtepunt was dat een van de Spaanse Nonnen, wellicht de poortzuster, zich plots vertoonde aan haar poort, in een staat van furie en opwinding die ik sindsdien met Spaanse Nonnen ben blijven associeren. Dat mens kon kijven. Niet normaal. Nu is ’vertonen’ misschien wat overdreven. Als ik mij goed herinner was deze non nauwelijks te zien en konden wij alleen horen dat zij daar stond, achter een poort met een getralied luik. Maar zij deed wat van haar verwacht werd.
Volgens mij zou het de volgende avond allemaal veel gemakkelijker gaan. We waren bij de Spaanse Trappen aangekomen, of aan de fontein van Trevi – mijn geheugen laat mij wat de exacte locatie betreft, nu al een tijdje in de steek, maar daar werden de jonge stadsgenoten alsnog, nu zonder enige prohibitie, met elkaar verenigd. De zwoele, zacht-droge wind, het broddelen van de fonteinen, het glinsterende donkere water, de opdringerige inktzwarte verkopers van prullen en andere memorabilia en natuurlijk – in de eerste plaats: het wonderlijke gezelschap: ik wist meteen: dit is het. Beter wordt het niet meer.
Of het vandaag nog even spannend is, allemaal? Ik weet het niet. De scholen zijn intussen al een hele tijd ‘gemengd’. Al begrijpen jongere collega’s niet eens meer wat dat woord wil zeggen. En de tijden zijn veranderd. Maar misschien is het toch nog vooral veel van hetzelfde, maar dan in een modern kleedje. En helemaal eerlijk is mijn relaas ook niet geweest: die mis in het Italiaans heb ik zelf niet eens meegemaakt, onze priester-leraar gooide gewoon een smalle stola over zijn schouders en las de mis aan de micro in de rijdende bus. Het was een van de meer dragelijke eucharistievieringen die ik mij uit mijn college-tijd herinner.
Andere avonturen vermeld ik dan weer niet: de jongens die in de straten van Firenze zo te keer waren gegaan, dat ze door de carabinieri werden opgepakt en uit een zwart Fiat-busje moesten worden bevrijd door diezelfde leraar-begeleider. Vergeet niet: het waren de ‘loden jaren’ en je kon maar beter niet de aandacht trekken van de nerveuze Italiaanse politie. Of van Spaanse Nonnen. Wat erger was, och, ik weet het niet meer, maar het zijn zoete herinneringen en mijn muntje in de fontein zal er hopelijk voor zorgen dat ik stiekem nog eens een keer een Rome-, neen, een “Italiëreis” mag meemaken.
Intussen bereid ik het bezoek voor aan de ‘horrorkerk’ van San Stefano. Deze merkwaardige kerk is versierd met fresco’s die de christelijke martelaren uitbeelden op het moment van hun grootste lijden. Gruwelijk, natuurlijk, en dus niet meteen de gemakkelijkste opdracht om dit gegeven op te leuken.
Maar niet voor mij om een uitdaging uit de weg te gaan. Dus: naar de werktafel.
Op het internet vonden we foto’s van de martelfresco’s. Uit die plaatjes hebben we per tafereel twee fragmenten uitgeknipt. Elk van deze vignetten voorzien we van een cijfer en plakken we op een kaartje. Telkens horen dus twee kaartjes bij elkaar.
Met deze cijfers op de kaarten, kan een cryptex geopend worden. Welke reeks van cijfers de code zijn, en welke de positie, dat is even uitzoeken. Er zijn maar twee mogelijkheden en ook maar 6 posities, dus zo moeilijk is het nu ook weer niet.
De oefening is dus vooral een oefening in kijken.
Materiaal
- 30 speelkaarten. Elke kaart toont een fragment uit een van de fresco’s. Elke kaart heeft ook een cijfer.
- 1 cryptex met 6 cijfers. Bij het invoeren van de juiste cijfers, kan je de cryptex openen.
- 1 verborgen bericht: in de cryptex is een verborgen bericht – het einddoel van de uitdaging.
Werkwijze
Iedere deelnemer krijgt een speelkaart en de instructie.
Instructie
"Zoek in de fresco's in de kerk het detail dat je ziet op jouw speelkaart. Een andere deelnemer heeft een kaart met een ander detail van jouw fresco. Met beide kaarten samen, heb je een deel van de oplossing voor het openen van de cryptex in handen. Allemaal samen kunnen jullie de cryptex openen. Ga ervoor!"
Opdracht
De opdracht bestaat uit vijf eenvoudige stappen:
- Het vinden van het afgebeelde detail op de speelkaart in een van de martelaarsfresco’s in de kerk.
- Uitzoeken welke andere kaart een ander detail van dezelfde fresco toont.
- Met de combinatie van de gegevens op beide kaarten, informatie afleiden voor het openen van de cryptex.
- Met de verzamelde gegevens van alle aan elkaar gematchte kaarten, de cryptex openen en..
- Met de inhoud van de cryptex prominent in beeld, een gruwelijke groepsfoto maken.