In de wachtzaal van de afdeling neurologie zit Puck in haar elektrische rolstoel. Ze is er niet alleen. Haar mama is er ook en er wachten nog een tiental andere patiënten, maar die zitten allemaal gewoon op een stoel. Puck is intussen 16 en tenger gebouwd. Ze heeft weinig controle over haar ledematen, die uit zichzelf spastische bewegingen maken. De laatste tijd heeft zij daarvoor andere medicijnen gekregen, want de spasticiteit houdt Puck ‘s nachts voortdurend wakker. En dat is voor haar heel vervelend.
De dokter-specialist verschijnt in de wachtzaal en Puck heeft hem meteen gezien en ze lacht naar hem. Hij vraagt haar direct:
‘Èn, Puck?’
Hij wil natuurlijk weten of het nieuwe medicijn verlichting gebracht heeft.
Puck roept naar haar dokter:
‘Fááántáááástieees!!!’
De dokter ziet en voelt de andere patiënten denken: ‘hoe kan iets nu ooit “fantastisch” zijn voor een meisje dat zo ellendig zwaar gehandicapt is? Dat kàn toch niet!
● P01 [5pt] Waarom zijn de andere mensen in de wachtzaal verbaasd over de enthousiasme van Puck?
● P02 [5pt] Hoe verklaar je dat Puck zo blij reageert als de dokter vraagt hoe het gaat?
● P03 [10ptn] Wat leert het verhaal van Puck over een slimmere manier van omgaan met beperkingen en lijden?
- P04a [5pt] Als je er van uit gaat dat Puck heel gelukkig en tevreden is met het nieuwe medicijn, waardoor zij nu goed kan slapen ’s nachts, zonder die vervelende spastische trekkingen, waar zou je Puk dan plaatsen op de bovenstaande grafiek?
◻︎(2,2) ◻︎(4,2) ◻︎(6,2)
◻︎(2,4) ◻︎(4,4) ◻︎(6,4)
◻︎(2,6) ◻︎(4,6) ◻︎(6,6)
- P04b [15pt] Leg uit.
Modelantwoorden
Mijn leerlingen hebben het meestal knap lastig om zich in de situatie van Puck in te leven. Dat verschilt, maar ik denk dat het goed is om modelantwoorden te geven:
- P01 Veruit de meeste mensen hebben spontaan een gevoel van medeleven. Zij zien alleen – of vooral – de beperking. Op zich is dat begrijpelijk. Zij verwachten eerder het omgekeerde: een klacht, een “het gaat wel” – ondanks alles. Het verrast dan ook als de persoon die met de beperking leeft, plots zo enthousiast reageert. Dat klopt niet met het plaatje in hun hoofd: Hoe kan dat?
- P02 Puk heeft veel last van de spasmen. De onwillekeurige spierspanning die je niet onder controle hebt, zijn heel vervelend en ook pijnlijk. Daar wil ze van af. Dàt is haar probleem. (Voor de andere mensen in de wachtzaal is de handicap het probleem – maar niet voor Puk: voor haar zijn het die spasmen. En daar gaat het met dat nieuwe medicijn een stuk beter mee. En dus is ze blij. Heel blij. En dat laat ze merken: ‘Fááántáááástieees!!!’
- P03 Het verhaal leert volgens mij twee dingen:
- NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander. Ga niet oordelen over wat de ander moet voelen.
- Tel je zegeningen. Als je vergelijkt met anderen – en dat doen we heel vaak – en je ziet wat je niet hebt of minder … dan maak je jezelf ongelukkig. De meeste mensen realiseren zich dat nu en dan – om het meteen weer te vergeten.
- P04 Het juiste antwoord is 2,6. Puck heeft geen onrealistische verwachtingen, maar is blij met een verbetering in haar situatie. Ik merk dat de leerlingen vaak niet goed uit de voeten kunnen met x,y-diagrammen en daardoor een fout antwoord geven. Wat mij verbaast, want ze hebben dat uiteraard geleerd in wiskunde.
Maar… verwacht dus niet te veel! (pun intended).