Het moet in 1981 geweest zijn, dat ik naar enkele films van Ikira Kurosawa ben gaan kijken. Als ik mij goed herinner was de Kurosawa-retrospectieve ergens in een auditorium op de Vismarkt. Het Trilingua College misschien? Maar Kurosawa dus. Comfortabel film kijken was het niet: houten zitjes en een tràge film in zwart-wit. Maar het verhaal boeide mij wel en ik herinner mij nog goed de uitdrukking op het gezicht van de hoofdrolspeler, helemaal van de kaart door het medische doodvonnis dat hij kreeg.
Het verhaal is nochthans flinterdun: de zieke man probeert er op allerlei manieren nog iets uit te halen, maar erg succesvol is dat niet: drank, seks… het kan hem allemaal niet meer opvrolijken. Zijn werk als ambtenaar is al even nutteloos als leeg. Hij stempelt documenten af, zonder zich veel met de inhoud in te laten. De eenzaamheid en de uitzichtloosheid. Kurosawa kon het heel indringend laten zien.
Dat was Ikuru. Een andere film van hem – met Samoerai – herinner ik mij ook nog vaag, maar Ikiru ben ik blijven kijken, op video en later op DVD en nu op Apple TV.
En die film heeft nu een remake gekregen met als titel ‘Living’. Zal het bevallen? We zullen zien.
Een goeie film. Meestal wil ik het bij een film na een uurtje voor bekeken houden, omdat de verhaallijn me meestal maar matig kan boeien – maar dat was bij Living dus niet zo. En dat mag je op het conto van Bill Nighy schrijven, die verbluffend acteerwerk neerzet.
De verhaalde tijd is de jaren 1950 in Londen en het milieu is dat van stugge ambtenaren op het gemeentehuis. Net als in Ikiru is het belangrijk dat je stapel paperassen altijd het formaat van een wolkenkrabber heeft, want anders zou iemand wel eens kunnen denken dat je niet veel werk verzet.
Als je Ikiru gezien hebt, wacht je al gauw op de komst van een paar mevrouwen, die van de ruïne waar hun kinderen in spelen, een speeltuintje willen laten maken. En dat verhaal komt er ook. Londen is in de fifties nog heel erg bezig met de heropbouw en de tijden zijn nog hard voor de Britten, die maar met moeite overeind krabbelen na de oorlog.
Maar veel meer nog dan de verandering die het koppijndossier van het speeltuintje voor Mr. Williams zal meebrengen, gaat Living dus over het onvermogen om te praten over wat binnenin pijn doet. Enkele jongere mensen neemt Bill in vertrouwen en die begeleiden de zieke man ook voor een tijd, maar het lukt niet om de eigen zoon deel te laten hebben aan zijn gevoelens. Het einde van de film vind ik zelf niet helemaal gelukkig gemonteerd. Misschien was het beter geweest om de chronologie te behouden, maar de cineast wilde de reacties van de omgeving op de dood van Bill meenemen. En dat gaat niet als je wil eindigen met Bill in de sneeuw op de schommel in ‘zijn’ speeltuintje.
Living is niet bedoeld als een remake van Ikiru, zegt de regisseur. Het gaat meer over de stijfheid van de Engelsen van vorige generaties, die nooit gevoelens toonden en zich verborgen hielden achter saaie pakken en bolhoeden en veel beleefdheid en maniërismen. Mr. Williams leeft dan nog eens in rouw om zijn jong gestorven vrouw en dat allemaal maakt dat zijn leven vervallen is tot de voortdurende herhaling van steeds dezelfde routines. Het is die stille droefheid, de melancholie en de combinatie van breekbaarheid en fierheid die mij wel aanspreekt.
Kan je Living in de klas inzetten als trigger voor je lessen RKG? Ik denk dat het kan, maar het is niet vanzelfsprekend. Zelf vermeld ik vaak het filmverhaal van Ikiru om het te hebben over zingeving. Van de ene kant is het uiteraard een voorbeeld van arbeid als zingeving. Hoewel het ook anders kan, wil Mr. Williams koste wat het kost nog dat ene speeltuintje realiseren vooraleer hij sterft. Je kan er misschien ook een voorbeeld van Levinasiaanse kleine goedheid in zien. Het briefje aan een jonge collega, waarin Mr. Williams het heeft over het speeltuintje, is dan een mooie keuze als filmfragment. Hij relativeert daarin de verwezenlijking van het speeltuin-project door te zeggen dat het misschien weer snel weer zal vervallen of moet verdwijnen voor een groter project. “Het is geen blijvend monument, dat wij gerealiseerd hebben, maar…”
Wat dan volgt, weet ik niet meer, maar in een volgende scène wordt wel duidelijk, dat de wereld inderdaad niet veranderd is. Als er weer een dossier terugkeert van een andere dienst en dreigt te verzanden in de wolkenkrabbers van papierstapels, horen we nog een keer de gelaten woorden: “we zullen het hier houden – dat kan geen kwaad”. Ondanks de gezworen eden van de bolhoeden, om voortaan echt werk te maken van het werk, reageert niemand als de administratie weer eens vastloopt en mensen in de kou blijven staan door gezapige onverschilligheid.
Een quote van Dirk de Wachter sluit hier mooi bij aan: ‘De wereld gaat niet veranderen. Dat gaat niet lukken. Begin met iets kleins..’